2 Kings 22:13

Het woord van de HEERE

Josia doet wat iedere ziel doet die in waarheid overtuigd wordt van zijn zonden en daarom bevreesd wordt voor het oordeel. Iemand die werkelijk tot de ontdekking komt dat hij een zondaar is, zal zich tot God wenden om te vragen wat hij moet doen. Ieder mens die wordt aangeraakt door het Woord van God en ziet wat hij is in het oog van God, heeft die vraag. Het Woord drijft in de armen van God.

Wie leeft door het Woord, kent ook de waarde en vooral de praktijk van het gebed. Josia wil van de HEERE weten of er nog hoop is. Hij zoekt die hoop bij Hem Die ook het oordeel moet laten komen. Er is bij Josia geen enkele aanmatiging. Hij brengt zijn nood bij de HEERE door te erkennen dat hij en het volk het oordeel hebben verdiend. Hij laat het aan de HEERE over hoe Hij zal antwoorden.

Josia zendt betrouwbare mannen naar Hulda. Waarom hij naar een vrouw, de profetes Hulda, zendt en niet naar Jeremia of Zefanja, die in zijn dagen als profeten optraden, is niet duidelijk. Mogelijk zijn zij nog te jong en onbekend. De profetes Hulda kent hij. Dat hij naar een profetes gaat, tekent in elk geval de tijd van verval, zoals in de tijd van het optreden van Debora, toen het verval ook groot was (Ri 4:1-9).

De naam van haar man wordt nadrukkelijk vermeld door ook de naam van zijn vader en grootvader te noemen en ook zijn beroep, dat hij beheerder van de priesterkleren is. De man van Hulda houdt zich bezig met de kleren van de priesters. In de geestelijke betekenis wil dit zeggen dat hij toeziet op het gedrag van de gelovigen, dat dit in overeenstemming is met hun belijdenis.

Hulda kent Gods gedachten met betrekking tot de praktijk van het leven van het volk van God. Een profeet of profetes doet uitspraken van God met het oog op actuele situaties. Zo iemand kan het Woord daarop toepassen. Dat ervaart Josia ook door de boodschap die zij voor hem heeft.

Hulda moet namens de HEERE over Josia spreken als “de man” en niet als ‘de koning’. Voor de HEERE is in Zijn rechtspreking alle waardigheid die Josia als koning heeft hier niet van belang. Hulda krijgt van de HEERE te horen wat Hij te zeggen heeft tegen Josia en wat zij moet doorgeven. Het begint met een herhaling van wat Josia heeft horen voorlezen en wat hem tot verslagenheid heeft gebracht. We horen voor de derde keer de aankondiging van de straf van God over Zijn volk. Wat Hulda doet, is niets anders dan Gods Woord na spreken.

Dan volgt er een woord voor Josia persoonlijk. Dat woord wordt wel tot hem als “de koning van Juda” gericht. Het is een woord van bemoediging. De reden daarvan is zijn verootmoediging die de HEERE heeft opgemerkt. De HEERE ziet die verootmoediging in zijn hart en Hij heeft ook de uiterlijke kenmerken van het scheuren van zijn kleren en zijn tranen waargenomen.

Van Josia’s vader Amon lezen we dat hij zich niet verootmoedigde voor de HEERE (2Kr 33:21-23). Zijn vader Manasse verootmoedigde zich, maar doet dat noodgedwongen over zijn eigen zonden. Josia verootmoedigt zich niet vanwege zijn eigen zonden, maar vanwege een gemeenschappelijke schuld. Hij verootmoedigt zich over de zonden van het volk en van zijn vaderen. Hij maakt zich er een mee.

De bemoediging is dat de HEERE hem met zijn vaderen zal verenigen en dat hij met vrede in zijn graf zal worden bijgezet. Van het onheil dat de HEERE over Jeruzalem zal brengen, zal hij niets zien.

De mannen die hij naar Hulda heeft gestuurd, brengen hem verslag uit van wat de HEERE door Hulda heeft laten weten. De uitwerking zien we in het volgende hoofdstuk.

Copyright information for DutKingComments