2 Kings 23:31

Joahaz koning van Juda

Vanaf nu worden tot het einde van het rijk – dat is over een periode van ongeveer tweeëntwintig jaar – vier koningen voorgesteld. In de tijd van deze koningen gebeurt niets wat vreugde geeft. De tijd van opwekkingen zoals onder Hizkia en Josia is voorbij. Geen van de opvolgers van Josia is Godvrezend.

De schrijver beperkt zich in zijn beschrijving van de koningen die nog aan de macht komen, voordat Juda in ballingschap wordt gevoerd. Door het boek Jeremia komen we echter nog veel te weten over de ondergang van het rijk. Daar vinden we ontmoetingen tussen enkele van de vier koningen met de profeet Jeremia, waarover hier met geen woord wordt gerept.

Joahaz is een slechte koning. Hij heeft maar kort geregeerd. Maar net als andere slechte koningen die kort hebben geregeerd, heeft ook hij in die drie maanden bewezen wat voor soort koning hij is. Ezechiël vergelijkt hem met een jonge leeuw (Ez 19:1-4). Na drie maanden komt Gods oordeel over hem door middel van de farao, die op het wereldtoneel nog de machtige heerser is. De farao zet hem in Ribla, een priesterstad, gevangen. Daardoor is zijn koningschap voorbij. Farao Necho legt het land ook nog een boete op. God lijkt aan de kant van de farao te staan en de koningen van Juda op te geven. Het betekent niet dat zij goddelozer zijn dan de farao, maar dat zij veel meer verantwoordelijk zijn.

De farao toont tevens zijn macht over Juda door een broer van Joahaz, Eljakim, koning te maken. Nog een bewijs van de macht van farao is, dat hij de naam Eljakim verandert in Jojakim. Hij maakt hem geen koning in de plaats van Joahaz, maar in de plaats van zijn vader Josia. Het is alsof het hele koningschap van Joahaz niet heeft bestaan. Mogelijk heeft Joahaz een anti-Egyptische politiek nagestreefd en zich daardoor de woede van de farao op de hals gehaald. Het staat er zo uitdrukkelijk bij, dat de farao Joahaz gevangen nam “zodat hij niet in Jeruzalem kon regeren”.

Copyright information for DutKingComments