2 Kings 6:26-29

Hongersnood in Samaria

Een bewijs van genade kan snel zijn vergeten. Dat zien we als de koning van Syrië toch weer de wapens opneemt, tegen Samaria optrekt en de stad belegert. De belegering is lang en veroorzaakt een zware hongersnood. De vijand is vergeten dat hij in deze stad zelf een genadige behandeling heeft gekregen. Een genadeloze belegering vindt plaats omdat hij is vergeten welke genade hem is bewezen (Mt 18:21-35). Het wordt de aanleiding tot weer een groot bewijs van genade door de dienst van Elisa en nu voor het volk van God. Het zal zijn laatste openbare dienst zijn.

Het voedsel wordt zo schaars en de honger zo zwaar, dat voor onrein voedsel een enorme prijs wordt gevraagd. Alleen de allerrijksten kunnen nog iets kopen. In plaats van met belijdenis en berouw over hun ontrouw de toevlucht te nemen tot de HEERE, krijgt de HEERE de schuld van de ellende.

Dat blijkt als er een vrouw tot de koning roept. Van een roepen tot God is geen sprake. De koning is verbitterd en schuift de schuld af op de HEERE. De HEERE helpt niet en daardoor kan hij ook niet helpen. Hij beseft niet dat hij de ellende aan zichzelf te wijten heeft. Hij vraagt de vrouw wel wat ze wil. Dan blijkt dat zij wil dat hij recht spreekt. Het is een vraag die herinnert aan de eerste rechtspraak van Salomo (1Kn 3:16-28). Alleen is de aanleiding voor de rechtspraak hier een veel grotere verdorvenheid. Het laat de diepte van de ellende zien als gevolg van de ontrouw van het volk.

Terwijl de rijken eventueel nog iets kunnen kopen, nemen de gewone man en vrouw, gedreven door de geweldige honger, hun toevlucht tot een van de grootste gruwelen die men kan bedenken: het opeten van hun eigen kinderen. Alle natuurlijke gevoelens zijn verdwenen. Aan het egoïsme om te overleven wordt zelfs de vrucht van de schoot opgeofferd. Wie zich tot zulke daden laat verleiden, hoeft niet verbaasd te zijn als een afspraak niet wordt gehouden. Alles getuigt van de grote verwording van Gods volk. Alle normen en waarden zijn verdwenen. Dit is het gevolg van het afwijken van God (Lv 26:27-29; Dt 28:52-57; Kl 2:20; Kl 4:10).

Als de koning de woorden van de vrouw hoort, scheurt hij zijn kleren. Het rouwgewaad dat dan zichtbaar wordt, is ook niet meer dan uiterlijke schijn. Uiterlijk is hij gekleed in rouw, maar er is geen innerlijk berouw. Integendeel, hij is vol van moordzucht tegen de profeet van God.

Copyright information for DutKingComments