2 Kings 7:3-4

Vier melaatse mannen overleggen

Dan wordt onze blik gericht op vier melaatse mannen bij de ingang van de poort van de stad. Er is nauwelijks een toestand denkbaar die hopelozer is dan die van deze vier melaatse mannen. Zij hebben deel aan dezelfde vreselijke hongersnood, maar zijn ook nog eens uitgeworpen uit de stad. Ze lijden met de mensen om hen heen en lijden in hun eigen lichaam.

Deze mannen zijn anders dan Naäman. Zij zijn namelijk leden van Gods volk. Op hen is de wet van de melaatsheid van toepassing (Leviticus 13-14). Melaatsheid bij een lid van het volk van God stelt de naar buiten uitbrekende zonde bij dit lid van het volk van God voor. Daarom is de toepassing hier niet in de eerste plaats dat het gaat om een zondaar in de wereld die in zijn zonden leeft, maar dat we zien waar een kind van God toe vervalt als de zonde kans krijgt zich in hem te openbaren. Ook de verdere lessen zijn anders. Bij Naäman gaat het om reiniging van zijn melaatsheid. Bij de vier melaatsen wordt meer de weg naar geestelijk herstel getoond.

Ze gaan zitten beraadslagen en zien de situatie in alle realiteit onder ogen. De dood is om hen heen en de dood is in hen. Zij zijn volledig zonder uitzicht. In de stad zullen ze sterven van honger en buiten de stad zullen ze ook sterven. Hun enige hoop is dat de vijand hun barmhartig zal zijn. Met deze erkenning begint hun weg van herstel.

Copyright information for DutKingComments