2 Kings 9:22

Jehu doodt Joram

Jehu verzet zich niet tegen zijn benoeming. Hij aanvaardt het koningschap waartoe zijn vrienden hem hebben verkozen. Hij heeft ook direct zijn plan al klaar en spant met de andere bevelhebbers samen tegen Joram, de koning van Israël. Daardoor maakt hij hen mee verantwoordelijk voor zijn daden. Hij gaat niet alleen omdat de HEERE het heeft gezegd, maar voorziet zich van de steun van anderen. Er is geen enkele vraag aan de HEERE wat Hij wil dat er moet gebeuren. Hij vraagt wel of, als het echt de wil van de bevelhebbers is dat hij koning is, zij dat dan willen tonen door ervoor te zorgen dat zijn plan niet voortijdig in Jizreël bekend wordt.

In een tussenzin (2Kn 9:14b-15) wordt nog meegedeeld dat de goddeloze koning Joram van Israël in Jizreël is en dat hij daar is om te genezen van de verwondingen die hij heeft opgelopen in de oorlog tegen de Syriërs. Dat verklaart waarom Jehu naar Jizreël wil. Hij wil daarheen omdat zich daar de man bevindt die hij als eerste wil doden. Ook Ahazia, de koning van Juda, is daar. Hij is op ziekenbezoek bij zijn oom Joram.

De wachter op de uitkijktoren van Jizreël ziet de menigte van Jehu aankomen en meldt dat in de stad. Joram stuurt een ruiter uit om te vragen of het vrede is. Mogelijk bedoelt hij daarmee of er vrede met de Syriërs is. Joram denkt er niet aan dat Jehu naar hem op weg is om hem te doden. Als de ruiter aankomt en de vraag van de koning naar vrede stelt, antwoordt Jehu hoe de man erbij komt om die vraag te stellen. Ziet hij dan niet dat er geen vrede in het koninkrijk is zolang het door een dergelijke koning wordt geregeerd? De man kan zich beter bij hem aansluiten. Dat doet de boodschapper dan ook. Hetzelfde gebeurt met een tweede boodschapper die Joram zendt.

De wachter vertelt Joram zowel van de eerste als van de tweede boodschapper dat ze wel zijn aangekomen bij de tegemoet stormende menigte van Jehu, maar dat ze niet zijn teruggekeerd. Inmiddels is de menigte ook dichterbij gekomen. Nu kan de wachter aan de stijl van rijden van Jehu zien dat het Jehu is. Hij gebruikt hetzelfde woord als de bevelhebbers voor de leerling-profeet gebruikt hebben (2Kn 9:11). Jehu rijdt als een krankzinnige.

De vraag zou kunnen opkomen of het dan verkeerd is om een opdracht zo snel en goed mogelijk uit te voeren. Toch is dat niet waar het hier om gaat. Met alles wat we van Jehu weten, lijkt het erop dat zijn snelle rijden alleen tot doel heeft om zo snel mogelijk koning te worden. Heeft hij trouwens niet een prachtige aanleiding in wat de profeet heeft gezegd? Is het niet prachtig om Gods oordeel te mogen uitvoeren? Jehu vindt het prachtig dat te doen, maar het is een vleselijk genoegen bij hem.

Zo kan het zijn bij de uitoefening van tucht in de gemeente. Tucht is noodzakelijk als er openlijk is gezondigd en het niet beleden wordt. Als die tucht echter gebeurt met een onverholen plezier, bijvoorbeeld omdat daarmee iemand wordt uitgeschakeld die onze plannen dwarsboomde, is het motief puur vleselijk. Er wordt dan gehandeld uit eigen belang. We moeten ons steeds bewust zijn dat het gaat om de Naam van de Heer. Anders handelen we in de kracht van het vlees, zoals Jehu doet.

Als Joram hoort dat ook de tweede ruiter niet is teruggekomen, gaat hij samen met Ahazia Jehu tegemoet. Spoedig zijn er drie koningen samen in Jizreël. Ze worden als door een magneet naar elkaar getrokken en dat ook nog op het stuk land van Naboth. Daar stelt Joram nu zelf de vraag die hij door de beide ruiters heeft laten stellen, de vraag naar vrede met de Syriërs. In zijn antwoord spreekt Jehu niet over wel of geen vrede met de Syriërs, maar over het ontbreken van vrede onder Gods volk.

Hij spreekt ook over de oorzaak van het ontbreken van die vrede. De oorzaak ligt in de hoererijen en toverijen van Jorams moeder Izebel. De diagnose is juist. Hoe kan er vrede te midden van Gods volk zijn, zolang de walgelijke en demonische invloed van Izebel aanwezig is en in stand wordt gehouden? Tegelijk is de constatering zakelijk. Er klinkt niets van de verontwaardiging van de profeten in door die delen in de gevoelens van de smart van Gods hart.

Als Joram ontdekt dat Jehu geen medestander, maar een tegenstander is, roept hij tegen Ahazia: “Verraad!” en slaat op de vlucht. Maar Jehu is daarop berekend. Hij spant de boog met volle kracht en velt met één welgerichte pijl de vluchtende Joram. De kracht waarmee de pijl geschoten wordt, wordt benadrukt. Het geeft de innerlijke houding van Jehu weer. Hij moet en zal zonder falen zijn opdracht uitoefenen. Hij weet intellectueel dat hij bezig is met het uitvoeren van het bij monde van Elia door God aangekondigde oordeel (1Kn 21:19-24).

We horen zelfs uit wat Jehu citeert een bijzonderheid die we niet lezen in de geschiedenis die in 1 Koningen 21 opgeschreven staat. Hier blijkt dat ook de zonen van Naboth door Izebel en Achab zijn vermoord om hun stuk land in bezit te kunnen nemen en het in bezit te kunnen houden. Door ook de zonen te vermoorden is er niemand die aanspraak op het land van Naboth zal kunnen maken, zo zullen Izebel en Achab hebben geredeneerd.

Copyright information for DutKingComments