2 Peter 1:12-13
Een rijkelijke ingang
2Pt 1:8. In de vorige verzen heb je de zeven stappen van geestelijke groei van je geloof gezien. Je hebt gezien dat je geloof groeit als je er in de goede volgorde de volgende aspecten aan toevoegt: deugd, kennis, zelfbeheersing, volharding, Godsvrucht, broederliefde en ten slotte liefde. Het een volgt op het ander. Je kunt geen onderdeel weglaten of verplaatsen, want als je dat doet, stopt daar de groei. Als al deze aspecten in de groei van je geloof de juiste plaats hebben, zal het resultaat zijn dat je steeds beter de Heer Jezus leert kennen. Hoe meer je van de Heer weet, des te meer zul je Hem liefhebben en dienen. De aanwezigheid en werkzaamheid van deze ‘groeimiddelen’ zijn de noodzakelijke voorwaarden om te groeien. Als ze er zijn, bewijzen ze hun activiteit in de vrucht die zich vormt. Die vrucht is een leven waarin de kenmerken van de Heer Jezus zichtbaar worden en waardoor de Vader wordt verheerlijkt. 2Pt 1:9. Als deze dingen er niet zijn, is er geen geestelijke activiteit en geen vrucht. Het bewijst dat je “blind” en “kortzichtig” bent. Ik denk niet dat dit voor jou geldt, maar toch is het belangrijk het gevaar ervan te zien. Blind zijn betekent zonder inzicht zijn in Gods gedachten over de Heer Jezus. Wie blind is, is niet gegroeid tot volwassenheid. Iemand die kortzichtig is, kan alleen de dingen zien die heel dichtbij zijn. Kortzichtig zijn wil zeggen dat alleen wordt gekeken naar het heden, en niet naar de toekomst, het toekomstige koninkrijk. Er is geen vergezicht. Iemand die blind en kortzichtig is, is blind voor de hemelse dingen en is kortzichtig waar het de aardse dingen betreft. Hij kijkt niet verder dan hier-en-nu. De oorzaak daarvan is dat hij “de reiniging van zijn vroegere zonden vergeten” is. Hij is wel bekeerd, want anders kon er geen sprake van reiniging zijn. Iemand die niet bekeerd is, is nooit van zijn zonden gereinigd. Hij is echter niet te onderscheiden van de mensen van de wereld, want hoewel hij bekeerd is, leeft hij als iemand van de wereld. Heeft Petrus zelf niet een dergelijke ervaring gehad? Was hij niet blind voor zijn eigen zwakheid in de nacht waarin de Heer Jezus werd overgeleverd? Was hij niet kortzichtig toen hij meende de Heer te moeten verdedigen? Bevond hij zich niet in het gezelschap van de wereld toen hij zich met de vijanden van zijn Heer stond te warmen aan hetzelfde vuur? Was hij niet de reiniging van zijn vroegere zonden vergeten toen hij zijn Heer verraadde? Wat Petrus is overkomen, kan ook jou en mij overkomen. Gelukkig is het wat Petrus betreft allemaal goed gekomen en is hij hersteld. Zo is er ook hoop voor ieder die de reiniging van zijn vroegere zonden is vergeten. 2Pt 1:10. Om voor een dergelijke situatie bewaard te blijven roept Petrus je opnieuw op tot ijver. Broeders en zusters hebben een gemeenschappelijke oorsprong. Ze zijn door God geroepen en uitverkoren. Dit besef is een positieve aansporing tot ijver. Als je weet geroepen en uitverkoren te zijn, zal dat tot ijver aanzetten om je “roeping en verkiezing” vast te maken. Het gaat erom dat jij voor jezelf onwrikbaar vasthoudt aan wat bij God onwrikbaar vastligt. God heeft je in de tijd geroepen. Dat God jou heeft geroepen, lijdt geen twijfel. Dat Hij je zou roepen, lag al vast in de eeuwigheid, want Hij heeft je uitverkoren voordat de tijd er was. Ook jouw uitverkiezing door Hem lijdt geen twijfel. Gods roeping en Gods uitverkiezing liggen onwrikbaar vast. Van Gods kant is alles vast, maar jij moet jouw positie in de praktijk laten zien. Zover jouw verantwoordelijkheid gaat, moet jij je positie waarmaken, daaraan vasthouden en daarnaar leven. God wil mensen zien die Zijn rechten erkennen in hun leven. Hier op aarde, waar de Heer Jezus verworpen is, verlangt God ernaar mensen te zien die Hem aan de Heer Jezus doen denken. Een dergelijk leven bewaart je ook voor struikelen. Je hoeft dan nooit bang te zijn voor dwaalleraren die je van de weg van het geloof af zouden brengen, van de weg die voert naar het eeuwige koninkrijk.2Pt 1:11. Als je geestelijke vooruitgang boekt, geeft dat niet alleen zekerheid, maar ook een belofte. Die belofte is “de ingang in het eeuwige koninkrijk van onze Heer en Heiland Jezus Christus”. Iedere gelovige zal dat koninkrijk binnengaan, maar niet iedere gelovige zal dat op dezelfde wijze doen. Petrus spreekt over een ingang die “rijkelijk” is voor hen die hun roeping en verkiezing vastmaken. Het “eeuwige koninkrijk” is het koninkrijk van God in zijn eeuwige vorm. De Heer Jezus zal duizend jaar regeren over het koninkrijk van God, maar ook daarna zal dat koninkrijk niet ophouden Gods koninkrijk te zijn. Het zal wel van vorm veranderen als de eeuwigheid is aangebroken, waarbij er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zullen zijn (2Pt 3:13). De regering van de Heer Jezus is een eeuwige regering (vgl. Op 22:5). Aardse koninkrijken komen en gaan. Daarvan is bij het koninkrijk van “onze Heer en Heiland Jezus Christus” geen sprake. Als het is gekomen, blijft het (vgl. Dn 2:44; Dn 7:14; Lk 1:32-33). Als Zijn koninkrijk gevestigd is, zal Hij daarover regeren met al de Zijnen die Hem in de tijd van Zijn verwerping hebben aangenomen. Hij zal ieder van de Zijnen daarin een taak geven in overeenstemming met de trouw waarmee iemand Hem heeft gediend in de tijd van Zijn verwerping. Allen die zich hebben ingespannen om Hem beter te leren kennen (2Pt 1:5-8) en ijverig bezig zijn geweest hun roeping en verkiezing vast te maken (2Pt 1:10), zal Hij een rijkelijke ingang verlenen. Hij zal hen daarmee speciaal eren in tegenstelling tot hen die naar eigen inzichten hebben geleefd en als door vuur heen behouden zijn geworden (1Ko 3:14-15). Ik hoop dat jij je ervoor wilt inzetten die rijkelijke ingang te krijgen. 2Pt 1:12. Het is Petrus er niet om te doen nieuwe dingen te verkondigen. God heeft zijn brief ook niet in Zijn Woord opgenomen om je daardoor iets te openbaren wat je nog niet wist. Het belang van deze brief en van andere onderwerpen die meerdere keren in Gods Woord aan de orde komen, is dat je ze niet vergeet. Herhaling is ook vaak bedoeld als een bevestiging, om zekerheid te geven (Fp 3:1). Iets als bekend veronderstellen is geen reden er niet over te spreken. Het is belangrijk de waarheid in herinnering te roepen (2Tm 2:14; Tt 3:1; Jd 1:17). De waarde van herhaling wordt vaak onderschat. Er zijn, denk ik, niet veel mensen, die door één keer iets gelezen of gehoord te hebben, dat nooit meer vergeten. Er is wel eens iets wat je leest of hoort dat onuitwisbaar in je geheugen gegrift is, maar dat zijn toch wel uitzonderingen. Je hebt herhaling nodig om alles wat Gods Woord aan je voorhoudt, te onthouden en uit te werken. Daarom moet je ook continu lezen. Mensen die zeggen dat ze de hele Bijbel een keer hebben doorgelezen en ‘dus’ wel weten wat erin staat, hebben geen relatie met God en geen zelfkennis. Door het geloof in de Heer Jezus ken je de “onderhavige waarheid” (vgl. 1Jh 2:20-21). ‘Onderhavig’ betekent ‘waarvan sprake is’. Je bent in de waarheid die Petrus hier ter sprake brengt, bevestigd door het onderwijs dat je er al van hem over hebt ontvangen. 2Pt 1:13. Maar Petrus denkt niet dat zijn werk klaar is. Hij is tot de conclusie gekomen dat het nodig is om met herinneren door te gaan zolang hij leeft. Met “deze tent” bedoelt hij zijn lichaam waarmee hij op aarde de Heer dient. Tegelijk duidt ‘tent’ aan dat het een tijdelijke woning is (vgl. 2Ko 5:1-8). Hij heeft de taak die de Heer hem heeft opgedragen, getrouw tot het einde van zijn leven uitgevoerd. ‘Met pensioen gaan’ en het wat rustiger aan doen is voor hem niet aan de orde. Zijn broeders en zusters, de lammeren en schapen die de Heer aan zijn zorg heeft toevertrouwd, wil hij voortdurend aansporen tot een leven waarin God wordt verheerlijkt. 2Pt 1:14. Hij weet dat hij niet lang meer zal leven. Dat weet hij omdat “onze Heer Jezus Christus” hem dat “duidelijk heeft gemaakt”. Hiermee doelt Petrus op wat de Heer heeft gezegd in Johannes 21 (Jh 21:18-19). Of hij daarnaast nog een speciale openbaring heeft gehad over zijn levenseinde, is niet met zekerheid te zeggen. In elk geval heeft de Heer hem gezegd dat hij zou worden gevangengenomen en dat hij een pijnlijke, gewelddadige dood zou sterven. 2Pt 1:15. In plaats van daarmee bezig te zijn doet hij er alles aan om zijn geliefde broeders en zusters een blijvende herinnering te geven aan alles wat hij hun had meegedeeld. Daarom schrijft hij deze brief. Hij weet dat de waarheid de dienaar overleeft. Daarom herinnert hij met het oog op zijn heengaan aan de waarheid van de komende heerlijkheid van Christus en het leven in geloof van de christen die daarnaar uitziet. Hij doet dat met ijver, ondanks zijn toch al vergevorderde leeftijd. Zijn inzet om je deze dingen mee te delen en blijvend voor je aandacht te brengen is een bewijs dat er geen apostolische opvolging is. Alles wat God voor al de Zijnen door de eeuwen heen van belang achtte, heeft Hij laten vastleggen in Zijn Woord. Daar staat het in onuitwisbaar schrift opgetekend. Daardoor lees jij, zoveel eeuwen na het heengaan van Petrus, nog steeds zijn bemoedigende woorden. Doe je winst ermee!Lees nog eens 2 Petrus 1:8-15.Verwerking: Waarom is Petrus er zo op gebrand je te herinneren aan wat je weet?
Copyright information for
DutKingComments