2 Peter 1:16

Het profetische woord

2Pt 1:16. Petrus laat er geen enkel misverstand over bestaan dat de komst van Christus in majesteit realiteit is. Elke twijfel die daarover zou kunnen ontstaan, drukt hij radicaal de kop in. Die twijfel zou kunnen toeslaan als zijn lezers hun oor lenen aan de valse leraren die beweren dat die komst een fabeltje is. Zo zijn er ook vandaag veel christenen, ook vooraanstaande, geleerde heren, die een dergelijke komst naar het rijk van de fabelen verwijzen. Laat je door zulke door de duivel geïnspireerde mensen niets wijsmaken. Luister naar Petrus. Dan luister je naar een man die volkomen bij zijn verstand is en kan vertellen over wat hij zelf heeft meegemaakt.

Hij is geen navolger van een fata morgana, een zinsbegoocheling. Wat hij heeft verteld over “de kracht en komst van onze Heer Jezus Christus”, heeft hij niet uit zijn duim gezogen, maar daarvan is hij een van de “ooggetuigen” geweest. Hij is geen welbespraakte fantast, maar een nuchtere realist. Hij en de andere apostelen – hij spreekt ook namens hen, wat je kunt zien aan het woord “wij” – zijn een in hun getuigenis. Het is niet slechts het getuigenis van één enkele getuige, maar van meerdere apostelen. Wat zij hebben bekendgemaakt, berust op hun eigen waarneming.

Zij hebben de Heer Jezus gezien in glanzende heerlijkheid en majesteit. Dat is gebeurd, zoals hij in 2Pt 1:18 zegt, “op de heilige berg”, dat is de berg van de verheerlijking (Mt 17:1-8). Daar hebben hij en Jakobus en Johannes als het ware een voorproefje gehad van de verschijning van Christus in heerlijkheid en van de kracht die daarmee gepaard gaat. Die heerlijkheid en kracht zullen “onze Heer Jezus Christus” kenmerken tijdens het vrederijk, wanneer Hij op aarde zal regeren.

2Pt 1:17-18. Na de verwijzing naar het zichtbare getuigenis, het getuigenis dat hij met eigen ogen heeft aanschouwd, spreekt Petrus vervolgens over het hoorbare getuigenis. Hij en de twee broers hebben gehoord wat God de Vader over Zijn Zoon getuigde. Petrus weet nog precies wat God de Vader zei. In wat Hij zei, gaf de Vader eer en heerlijkheid aan de Zoon. Petrus zal zich zeker hebben herinnerd hoe hij het voorstel heeft gedaan om drie tenten te maken, voor de Heer Jezus een, voor Mozes een en voor Elia een en hoe als reactie daarop de Vader alle aandacht alleen op Zijn Zoon heeft gericht.

Niemand kan in Zijn schaduw staan. Hij alleen is het waard om alle eer en heerlijkheid te ontvangen. De Vader gaf dat getuigenis om elk misverstand te voorkomen dat Zijn Zoon op één lijn gesteld zou kunnen worden met zelfs de grootste mannen uit Zijn volk (Mt 17:4-5). Vanuit Zijn heerlijke woonplaats sprak de Vader Zijn onverdeeld welbehagen in Zijn Zoon uit. Hij heeft Christus eer en heerlijkheid verleend (Hb 2:9).

In de stem die zij hoorden, weerklonk het hele welbehagen van God in Zijn Zoon. Die stem kwam van “de luisterrijke heerlijkheid”, dat is de wolk als het symbool van de woonplaats van God. Deze wolk was boven de tabernakel als het zichtbare teken van Gods tegenwoordigheid onder Zijn volk. Die wolk overschaduwde de drie discipelen. Vanuit die wolk klonk “zo’n stem”. Het welbehagen dat vanuit “de luisterrijke heerlijkheid” in die stem tot de Heer Jezus kwam, was de uiting van die heerlijkheid. Het Voorwerp was Hij aan Wie de Vader eer en heerlijkheid had gegeven.

Het hele tafereel daar op die heilige berg schitterde van heerlijkheid. En Petrus en Johannes en Jakobus waren erbij. Dat tafereel heeft een onuitwisbare indruk gemaakt. Ze hadden geloofd dat Christus de vervulling van de profetieën was.

2Pt 1:19. Door wat ze op die afgezonderde berg hadden gezien en gehoord, was “het profetische woord” nog “vaster” geworden. Petrus drukt zich in de stelligste bewoordingen uit om de twijfel aangaande de komst van het rijk weg te nemen. Vervolgens legt hij de nadruk op het profetische woord. Je “doet er goed aan daarop acht te geven”. Je geeft er acht op als je er rekening mee houdt, als het de richting van je leven bepaalt. Het profetische woord is “als … een lamp” (Ps 119:105). In het licht ervan kun je zien hoe alles zich in de richting van de vervulling ontwikkelt.

Je hebt die lamp nodig omdat de wereld “een duistere plaats is”. De wereld zegt wel dat ze verlicht is, maar zonder Christus is het echt alleen duisternis (Jh 1:5). Het met ‘duisternis’ vertaalde woord betekent ‘smerig’, ‘vuil’. De wereld met al haar pracht en praal is naar Gods oordeel een smerige plaats en dat zal het ook zijn voor de christen die door God onderwezen is. Het enige licht dat door deze viezigheid heen dringt, is de lamp van de profetie.

De mensen van de wereld beelden zich in dat zij de wereld kunnen omvormen tot een vrederijk. Het is een illusie die zij net zolang koesteren tot de Heer Jezus komt en alle ongerechtigheid zal oordelen. De profetie voorzegt op vele wijzen Zijn komst en met Zijn komst het einde van de dag van de mens.

Als je werkelijk acht geeft op de profetie, zul je de profetieën ijverig bestuderen. Dat zal je voor de dwaasheid bewaren om je met de wereld te verbinden in haar streven naar een wereldvrede. Je zult je van de wereld afzonderen en de mensen in de wereld wijzen op de komst van de Rechter, opdat ze zich zullen bekeren van hun zonden om aan het oordeel te ontkomen. Jij weet dat Zijn komst aanstaande is, dat Hij zal komen als “de Zon der gerechtigheid” (Ml 4:2). Na het uitoefenen van het oordeel zal Hij Zijn vrederijk, het eeuwige koninkrijk, oprichten. Dan breekt de dag van Christus aan, de dag van Zijn heerlijkheid, en zal de lamp niet meer nodig zijn. Het profetische woord is dan ten volle vervuld.

Petrus spreekt echter niet over de zon, maar over de “morgenster”. Voordat de dag aanbreekt, gaat de morgenster op. Met de morgenster wordt ook de Heer Jezus bedoeld (vgl. Op 2:28; Op 22:16) en wel als Degene Die licht brengt. De morgenster verschijnt als het nog donker is, maar wel op het moment dat het aanbreken van de dag nabij is. De verschijning van de morgenster kondigt het opgaan van de zon aan.

Daarom zegt Petrus dat de morgenster opgaat in je hart, wat wil zeggen dat, terwijl er duisternis om je heen is, je hart gericht is op de aanstaande komst van de Heer Jezus. Daardoor leef je alsof het rijk al is gekomen en houd je nu al rekening met de rechten van de Heer Jezus, zoals het straks over de hele aarde zal gebeuren. Je bent, om het met een ander Schriftwoord te zeggen, ‘een zoon van de dag’ (1Th 5:5), dat is iemand die de dag nu al in zijn hart heeft.

2Pt 1:20. Voor een gezonde studie van de profetie geeft Petrus aan het slot van dit hoofdstuk nog enkele belangrijke aanwijzingen. In de eerste plaats, “weet dit eerst”, moet je een profetie niet op zichzelf bekijken, maar altijd in verbinding met andere profetieën. Petrus geeft hiermee de belangrijke regel dat je altijd Schrift met Schrift moet vergelijken. Als je dat niet doet, ga je het profetische woord manipuleren en naar je hand zetten. Je gaat het dan verklaren zoals het jou het beste uitkomt. Maar de vervulling van de profetieën gebeurt op de wijze die in het Woord wordt vermeld en niet volgens eigen opvattingen. De sleutel voor het juist begrijpen van de profetieën is Christus, Zijn lijden en de heerlijkheid daarna. Het getuigenis van Jezus is immers de geest van de profetie (Op 19:10b).

2Pt 1:21. Het is van belang te bedenken dat profeten niet eigenwillig hebben gesproken, maar uit God. De oorsprong van Gods Woord in zijn geheel, waaronder de profetieën, ligt niet in de wil van de mens. Het is ermee als met de nieuwe geboorte die ook geheel van God uitgaat, zonder enige inbreng van de mens (Jh 1:13).

God de Heilige Geest heeft van mensen gebruikgemaakt om Zijn Woord te laten schrijven. Het waren “heilige mensen” omdat God hen apart stelde voor deze dienst. Zij schreven weliswaar op eigen initiatief, maar werden tegelijk “gedreven” of ‘meegevoerd’, ‘gedragen’, door de Heilige Geest (2Tm 3:16). Daardoor schreven ze niet hun eigen gedachten op, maar wat God wilde. Wat de bijbelschrijvers opschreven, is hun ingegeven door de Heilige Geest. Zij schreven wat de Heilige Geest wilde. Hier zie je wat inspiratie is: de werkzaamheid van de Heilige Geest in de bijbelschrijvers op het moment van hun schrijven.

Samenvattend leer je uit wat Petrus hier zegt, dat er drie elementen in de inspiratie zijn:

1. Het Goddelijke auteurschap van de Bijbel. God heeft Zijn Woord ‘uitgeblazen’, het komt van Hem, het is geen schrijven over God, maar van God.

2. Het menselijk instrument. Mensen zijn door God ‘geheiligd’, dat wil zeggen apart gesteld, om door Hem ‘ingeblazen’ te worden om neer te schrijven wat Hij wilde – wat overigens niet ten koste ging van hun eigen stijl, zij waren niet slechts ‘schrijfmachines’.

3. Het geschreven resultaat. Het product van het ‘blazen’ van God en het door de Geest ‘gedreven zijn’ van de schrijvers is het Woord van God zoals je dat in je handen mag hebben.

Lees nog eens 2 Petrus 1:16-21.

Verwerking: Wat is voor jou het belang van het profetische woord?

Copyright information for DutKingComments