2 Peter 1:5-8

Goddelijke natuur en geestelijke groei

2Pt 1:3. Alles wat je hebt gekregen en wat samengevat is in de uitdrukking “kostbaar geloof” (2Pt 1:1), is je geschonken door “Goddelijke kracht”. Je hebt er zelf geen enkele bijdrage aan geleverd en er ook niet het geringste voor betaald. Wat je hebt gekregen, is je echt “geschonken”. Het is alles een genadegave van God.

Wat heb je zoal gekregen? Hij heeft je bevrijd uit de macht van de zonde en je de vergeving van je zonden gegeven. Hij heeft je de vrije toegang tot het heiligdom, in Zijn tegenwoordigheid, gegeven. Je mag daar komen om Hem te aanbidden en Zijn hulp te vragen. Hij heeft je de Heilige Geest en Zijn Woord gegeven. Hij heeft je een erfenis in het vooruitzicht gesteld. Dit zijn zomaar een paar zegeningen die jouw deel zijn omdat Hij die heeft gegeven.

Niemand heeft Hem dat kunnen verhinderen. Alles wat God jou door Zijn kracht gegeven heeft, is volkomen geschikt om jou het leven te laten leven dat alleen de moeite waard is om te leven. Dat is een leven tot Zijn eer, een leven in heiligheid en toewijding aan Hem. Het is een leven dat helemaal op God gericht is, een leven dat ware Godsvrucht laat zien, een leven in heilig respect voor Hem dat Hij waardeert en waarin Hij Zijn vreugde vindt.

Je kunt alleen leven tot Zijn eer naar de mate dat je kennis hebt van Hem Die jou heeft geroepen. Gods kracht wordt niet zichtbaar in jouw leven door tekenen en wonderen die jij zou kunnen verrichten, maar door jouw handelen in overeenstemming met de kennis die jij van Hem hebt. Wat weet jij van Hem? Je weet van Hem wat je van Hem hebt gezien. Daarbij is van belang hoe jij Hem hebt leren kennen, je eerste ontmoeting met Hem. Hij staat aan het begin van jouw leven als gelovige. Je bent tot Hem gekomen omdat Hij je heeft geroepen.

En hoe heeft Hij je geroepen? Hier staat het: “Door heerlijkheid en deugd.” Je leefde in je zonden en kon jezelf niet redden. Toen toonde God Zich in Zijn “heerlijkheid” aan jou. Daarvan ging zo’n kracht uit, dat je als het ware naar Hem toegetrokken werd. Een dergelijke ervaring heeft Abraham gehad. Hij zag de God van de heerlijkheid en verliet de afgodische omgeving waar hij was (Jz 24:2-3; Hd 7:2). Ook Paulus is door die heerlijkheid volkomen van koers veranderd (Hd 22:6-11). Het kan niet anders of je moet iets van Gods heerlijkheid hebben gezien, want anders geef je de wereld niet prijs.

“Deugd” spreekt hier van uitnemendheid, iets dat alles te boven gaat. God bezit een heerlijkheid en uitnemendheid waar elke aardse heerlijkheid en uitnemendheid volkomen bij verbleekt. Met ‘deugd’ is ook de kracht van je roeping verbonden. Wie de heerlijkheid en uitnemendheid van God ziet, als daar de ogen voor geopend zijn, ervaart een onweerstaanbare aantrekkingskracht.

2Pt 1:4. Door Zijn heerlijkheid en uitnemendheid heeft Hij jou “kostbare … beloften geschonken”, dat zijn beloften die van grote waarde zijn. Het zijn ook “zeer grote” beloften. Het zijn al die beloften die in Christus “ja” en “amen” zijn (2Ko 1:20). Zo heb je de Heilige Geest ontvangen als onderpand van de belofte dat je de erfenis zult krijgen (Gl 3:14; Ef 1:13-14). Een andere belofte is dat je nu al het eeuwige leven mag bezitten, terwijl het volle genot ervan je zal worden gegeven als je in het Vaderhuis bent (Tt 1:2; 1Jh 2:25; Jh 17:3). Zijn dat geen “kostbare en zeer grote beloften”? Neem, voordat je verdergaat, maar eerst tijd om de Vader ervoor te danken.

Al die beloften waarvoor je zojuist hebt gedankt, laten zien dat je deelgenoot bent van de Goddelijke natuur. Zonder het bezit van de natuur van God, dat wil zeggen zonder leven uit God, zou je die beloften niet bezitten en ze ook niet in gemeenschap met God kunnen genieten.

Wat vormt het bezit van de Goddelijke natuur en wat je daardoor in staat bent te genieten, een enorm contrast met het leven dat je vroeger leefde. Alles waar vroeger je begeerten naar uitgingen, was verbonden met de wereld en met het verderf. Je begeerten werden gevoed door de wereld en hadden niet anders dan verderf tot gevolg. Het was allemaal even smerig en onrein en alleen gericht op de bevrediging van je eigen lusten. Wat je jezelf en anderen en bovenal God ermee aandeed, interesseerde je niet. Dat je daardoor het eeuwig oordeel tegemoet snelde, maakte je niets uit. Nu ben je aan dit alles ontkomen. Je bent het ontvlucht en door de Goddelijke kracht buiten het bereik ervan gebracht. Ook dit is iets om Hem voor te danken.

2Pt 1:5. Behalve een reden om Hem eeuwig voor te danken is het ook een aansporing je in te zetten om in alle dingen Gods eer te zoeken. Wat Zijn Goddelijke kracht je heeft gegeven, moet je ijverig maken in het gebruik ervan. Als je zou menen dat het allemaal wel goed zit, zou dat het bewijs zijn dat je geen deelgenoot bent van de Goddelijke natuur. Juist het bezit van de Goddelijke natuur zal je doen beseffen dat je leeft in een wereld die erop uit is om je getuigenis in de kiem te smoren. Iemand die echt deelgenoot is van de Goddelijke natuur die hem door de Goddelijke kracht geschonken is, zal ernaar verlangen alles te doen wat God verheerlijkt Die hem zo rijk heeft gezegend. Hij zal zich daar optimaal voor inzetten.

Petrus laat vervolgens de zeven fasen zien die het geloof tot een optimale werking brengen. “Geloof” is het geloof in de Goddelijke kracht en in de heerlijkheid van Christus die geopenbaard zal worden. Dat is geen dogma, geen leerstelling, maar de realiteit waar het om draait. In dat geloofsvertrouwen gaan we onze weg. Dat geloofsvertrouwen moet zich verdiepen.

1. Vol ijver moet daarom, “om die reden”, bij het geloof, dat is je vertrouwen op God, “de deugd” worden gevoegd. Als er echt geloof is, ontkomen we er niet aan dat het geloofsvertrouwen op de proef gesteld zal worden. Daar schrikken we niet van, integendeel, dat is alleen maar een aanleiding om juist dan ‘deugd’, dat is geestelijke moed en kracht, te laten zien. De moeilijkheden zullen overwonnen worden in plaats van toe te geven aan de druk om het geloof prijs te geven.

2. De moeilijkheden zullen je uitdrijven naar God. Je zult de gemeenschap met Hem zoeken en beleven en zo meer kennis van Hem opdoen. Daarom volgt “kennis” op het laten zien van geestelijke kracht. Als er geen kennis wordt toegevoegd, worden beproevingen alleen maar emotionele gebeurtenissen, waarbij het gevaar groot is om ermee te gaan pronken.

Deugd, of moed en kracht, kan alleen goed functioneren als er kennis is van Gods bedoeling met de geloofsbeproeving. Door het groeien in de kennis van Gods wil zal de geestelijke energie op de juiste wijze door je worden gebruikt. Kennis wordt zo een gids voor je wandel. Het brengt je tot een diepere bekendheid met God die in je hart werkt en in je wandel gezien wordt. Het bewaart je voor dwalingen.

3. 2Pt 1:6. De kennis moet op de juiste wijze functioneren. Bij de kennis moet je daarom “de zelfbeheersing” voegen. Je kunt groeien in de kennis van God, je kunt steeds meer van Hem en Zijn plannen te weten komen, maar de zaak is vervolgens dat je op de juiste wijze van die kennis gebruikmaakt.

Het is niet de bedoeling dat je met al je verworven kennis meent dat je God ongeremd moet dienen en daarvoor overal aanleidingen ziet. Echte kennis zal je hart op Christus richten. Hij deed altijd volmaakt trouw de wil van God en dat deed Hij in volmaakte rust. Nooit liet Hij Zich opjagen of tot een overijld handelen brengen. Zijn leven werd geleid door de kennis van Gods wil.

4. Als je zo de wil van God wilt doen, zul je te maken krijgen met de tegenstand van de wereld. Daar had de Heer Jezus ook mee te maken, maar Hij liet Zich niet van het pad van gehoorzaamheid aan Zijn God afbrengen. Hij ging volhardend verder. Dat is voor jou hetzelfde. Daarom moet je aan de zelfbeheersing “de volharding” toevoegen. Dat er zelfbeheersing en volharding van je worden gevraagd, wil zeggen dat je een oude natuur hebt en in een omgeving leeft die je van God en Zijn dingen af willen trekken.

5. Je moet wel volharden in de goede dingen en je moet volharding wel op de goede manier in praktijk brengen. Je zou gemakkelijk kunnen volharden in nutteloze dingen. Daarom moet je “de Godsvrucht” eraan toevoegen. Godsvrucht is het bewust leven in de tegenwoordigheid van God. Daaruit vloeit als het ware automatisch het volgende aspect voort.

6. 2Pt 1:7. Als die Godsvrucht er is, als je hart zo in gemeenschap is met God, is “broederliefde” geen zware opgave. Het is dan niet moeilijk allen lief te hebben die deelgenoten zijn van dezelfde Goddelijke natuur. Je zult je broeders en zusters liefhebben met een liefde die zal toenemen naarmate je meer in gemeenschap bent met God.

7. De broederliefde voert ten slotte tot de “liefde”, dat is de hoogste liefde, de Goddelijke liefde. Bij de broederliefde kan het zo zijn, dat er dingen zijn die het liefhebben gemakkelijk maken. De Goddelijke liefde gaat nog verder, want God heeft lief ook als er niets is dat waard is om lief te hebben. Het is de bron, de ontvouwing van liefde op het hoogste niveau. Als je zo liefhebt, sta je in verbinding met de eeuwigheid en kun je de tijdgeest weerstaan.

Lees nog eens 2 Petrus 1:3-7.

Verwerking: Noem enkele zegeningen die de Goddelijke kracht je heeft geschonken. Wat mag als gevolg daarvan van jou worden verwacht?

Een rijkelijke ingang

2Pt 1:8. In de vorige verzen heb je de zeven stappen van geestelijke groei van je geloof gezien. Je hebt gezien dat je geloof groeit als je er in de goede volgorde de volgende aspecten aan toevoegt: deugd, kennis, zelfbeheersing, volharding, Godsvrucht, broederliefde en ten slotte liefde. Het een volgt op het ander. Je kunt geen onderdeel weglaten of verplaatsen, want als je dat doet, stopt daar de groei. Als al deze aspecten in de groei van je geloof de juiste plaats hebben, zal het resultaat zijn dat je steeds beter de Heer Jezus leert kennen. Hoe meer je van de Heer weet, des te meer zul je Hem liefhebben en dienen.

De aanwezigheid en werkzaamheid van deze ‘groeimiddelen’ zijn de noodzakelijke voorwaarden om te groeien. Als ze er zijn, bewijzen ze hun activiteit in de vrucht die zich vormt. Die vrucht is een leven waarin de kenmerken van de Heer Jezus zichtbaar worden en waardoor de Vader wordt verheerlijkt.

2Pt 1:9. Als deze dingen er niet zijn, is er geen geestelijke activiteit en geen vrucht. Het bewijst dat je “blind” en “kortzichtig” bent. Ik denk niet dat dit voor jou geldt, maar toch is het belangrijk het gevaar ervan te zien. Blind zijn betekent zonder inzicht zijn in Gods gedachten over de Heer Jezus. Wie blind is, is niet gegroeid tot volwassenheid. Iemand die kortzichtig is, kan alleen de dingen zien die heel dichtbij zijn. Kortzichtig zijn wil zeggen dat alleen wordt gekeken naar het heden, en niet naar de toekomst, het toekomstige koninkrijk. Er is geen vergezicht. Iemand die blind en kortzichtig is, is blind voor de hemelse dingen en is kortzichtig waar het de aardse dingen betreft. Hij kijkt niet verder dan hier-en-nu.

De oorzaak daarvan is dat hij “de reiniging van zijn vroegere zonden vergeten” is. Hij is wel bekeerd, want anders kon er geen sprake van reiniging zijn. Iemand die niet bekeerd is, is nooit van zijn zonden gereinigd. Hij is echter niet te onderscheiden van de mensen van de wereld, want hoewel hij bekeerd is, leeft hij als iemand van de wereld.

Heeft Petrus zelf niet een dergelijke ervaring gehad? Was hij niet blind voor zijn eigen zwakheid in de nacht waarin de Heer Jezus werd overgeleverd? Was hij niet kortzichtig toen hij meende de Heer te moeten verdedigen? Bevond hij zich niet in het gezelschap van de wereld toen hij zich met de vijanden van zijn Heer stond te warmen aan hetzelfde vuur? Was hij niet de reiniging van zijn vroegere zonden vergeten toen hij zijn Heer verraadde?

Wat Petrus is overkomen, kan ook jou en mij overkomen. Gelukkig is het wat Petrus betreft allemaal goed gekomen en is hij hersteld. Zo is er ook hoop voor ieder die de reiniging van zijn vroegere zonden is vergeten.

2Pt 1:10. Om voor een dergelijke situatie bewaard te blijven roept Petrus je opnieuw op tot ijver. Broeders en zusters hebben een gemeenschappelijke oorsprong. Ze zijn door God geroepen en uitverkoren. Dit besef is een positieve aansporing tot ijver. Als je weet geroepen en uitverkoren te zijn, zal dat tot ijver aanzetten om je “roeping en verkiezing” vast te maken. Het gaat erom dat jij voor jezelf onwrikbaar vasthoudt aan wat bij God onwrikbaar vastligt. God heeft je in de tijd geroepen. Dat God jou heeft geroepen, lijdt geen twijfel. Dat Hij je zou roepen, lag al vast in de eeuwigheid, want Hij heeft je uitverkoren voordat de tijd er was. Ook jouw uitverkiezing door Hem lijdt geen twijfel. Gods roeping en Gods uitverkiezing liggen onwrikbaar vast.

Van Gods kant is alles vast, maar jij moet jouw positie in de praktijk laten zien. Zover jouw verantwoordelijkheid gaat, moet jij je positie waarmaken, daaraan vasthouden en daarnaar leven. God wil mensen zien die Zijn rechten erkennen in hun leven. Hier op aarde, waar de Heer Jezus verworpen is, verlangt God ernaar mensen te zien die Hem aan de Heer Jezus doen denken. Een dergelijk leven bewaart je ook voor struikelen. Je hoeft dan nooit bang te zijn voor dwaalleraren die je van de weg van het geloof af zouden brengen, van de weg die voert naar het eeuwige koninkrijk.

2Pt 1:11. Als je geestelijke vooruitgang boekt, geeft dat niet alleen zekerheid, maar ook een belofte. Die belofte is “de ingang in het eeuwige koninkrijk van onze Heer en Heiland Jezus Christus”. Iedere gelovige zal dat koninkrijk binnengaan, maar niet iedere gelovige zal dat op dezelfde wijze doen. Petrus spreekt over een ingang die “rijkelijk” is voor hen die hun roeping en verkiezing vastmaken. Het “eeuwige koninkrijk” is het koninkrijk van God in zijn eeuwige vorm. De Heer Jezus zal duizend jaar regeren over het koninkrijk van God, maar ook daarna zal dat koninkrijk niet ophouden Gods koninkrijk te zijn. Het zal wel van vorm veranderen als de eeuwigheid is aangebroken, waarbij er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zullen zijn (2Pt 3:13).

De regering van de Heer Jezus is een eeuwige regering (vgl. Op 22:5). Aardse koninkrijken komen en gaan. Daarvan is bij het koninkrijk van “onze Heer en Heiland Jezus Christus” geen sprake. Als het is gekomen, blijft het (vgl. Dn 2:44; Dn 7:14; Lk 1:32-33). Als Zijn koninkrijk gevestigd is, zal Hij daarover regeren met al de Zijnen die Hem in de tijd van Zijn verwerping hebben aangenomen. Hij zal ieder van de Zijnen daarin een taak geven in overeenstemming met de trouw waarmee iemand Hem heeft gediend in de tijd van Zijn verwerping.

Allen die zich hebben ingespannen om Hem beter te leren kennen (2Pt 1:5-8) en ijverig bezig zijn geweest hun roeping en verkiezing vast te maken (2Pt 1:10), zal Hij een rijkelijke ingang verlenen. Hij zal hen daarmee speciaal eren in tegenstelling tot hen die naar eigen inzichten hebben geleefd en als door vuur heen behouden zijn geworden (1Ko 3:14-15). Ik hoop dat jij je ervoor wilt inzetten die rijkelijke ingang te krijgen.

2Pt 1:12. Het is Petrus er niet om te doen nieuwe dingen te verkondigen. God heeft zijn brief ook niet in Zijn Woord opgenomen om je daardoor iets te openbaren wat je nog niet wist. Het belang van deze brief en van andere onderwerpen die meerdere keren in Gods Woord aan de orde komen, is dat je ze niet vergeet. Herhaling is ook vaak bedoeld als een bevestiging, om zekerheid te geven (Fp 3:1). Iets als bekend veronderstellen is geen reden er niet over te spreken. Het is belangrijk de waarheid in herinnering te roepen (2Tm 2:14; Tt 3:1; Jd 1:17).

De waarde van herhaling wordt vaak onderschat. Er zijn, denk ik, niet veel mensen, die door één keer iets gelezen of gehoord te hebben, dat nooit meer vergeten. Er is wel eens iets wat je leest of hoort dat onuitwisbaar in je geheugen gegrift is, maar dat zijn toch wel uitzonderingen. Je hebt herhaling nodig om alles wat Gods Woord aan je voorhoudt, te onthouden en uit te werken. Daarom moet je ook continu lezen. Mensen die zeggen dat ze de hele Bijbel een keer hebben doorgelezen en ‘dus’ wel weten wat erin staat, hebben geen relatie met God en geen zelfkennis.

Door het geloof in de Heer Jezus ken je de “onderhavige waarheid” (vgl. 1Jh 2:20-21). ‘Onderhavig’ betekent ‘waarvan sprake is’. Je bent in de waarheid die Petrus hier ter sprake brengt, bevestigd door het onderwijs dat je er al van hem over hebt ontvangen.

2Pt 1:13. Maar Petrus denkt niet dat zijn werk klaar is. Hij is tot de conclusie gekomen dat het nodig is om met herinneren door te gaan zolang hij leeft. Met “deze tent” bedoelt hij zijn lichaam waarmee hij op aarde de Heer dient. Tegelijk duidt ‘tent’ aan dat het een tijdelijke woning is (vgl. 2Ko 5:1-8). Hij heeft de taak die de Heer hem heeft opgedragen, getrouw tot het einde van zijn leven uitgevoerd. ‘Met pensioen gaan’ en het wat rustiger aan doen is voor hem niet aan de orde. Zijn broeders en zusters, de lammeren en schapen die de Heer aan zijn zorg heeft toevertrouwd, wil hij voortdurend aansporen tot een leven waarin God wordt verheerlijkt.

2Pt 1:14. Hij weet dat hij niet lang meer zal leven. Dat weet hij omdat “onze Heer Jezus Christus” hem dat “duidelijk heeft gemaakt”. Hiermee doelt Petrus op wat de Heer heeft gezegd in Johannes 21 (Jh 21:18-19). Of hij daarnaast nog een speciale openbaring heeft gehad over zijn levenseinde, is niet met zekerheid te zeggen. In elk geval heeft de Heer hem gezegd dat hij zou worden gevangengenomen en dat hij een pijnlijke, gewelddadige dood zou sterven.

2Pt 1:15. In plaats van daarmee bezig te zijn doet hij er alles aan om zijn geliefde broeders en zusters een blijvende herinnering te geven aan alles wat hij hun had meegedeeld. Daarom schrijft hij deze brief. Hij weet dat de waarheid de dienaar overleeft. Daarom herinnert hij met het oog op zijn heengaan aan de waarheid van de komende heerlijkheid van Christus en het leven in geloof van de christen die daarnaar uitziet. Hij doet dat met ijver, ondanks zijn toch al vergevorderde leeftijd.

Zijn inzet om je deze dingen mee te delen en blijvend voor je aandacht te brengen is een bewijs dat er geen apostolische opvolging is. Alles wat God voor al de Zijnen door de eeuwen heen van belang achtte, heeft Hij laten vastleggen in Zijn Woord. Daar staat het in onuitwisbaar schrift opgetekend. Daardoor lees jij, zoveel eeuwen na het heengaan van Petrus, nog steeds zijn bemoedigende woorden. Doe je winst ermee!

Lees nog eens 2 Petrus 1:8-15.

Verwerking: Waarom is Petrus er zo op gebrand je te herinneren aan wat je weet?

Copyright information for DutKingComments