2 Peter 2:1-3

Voorbeelden van Gods oordeel

2Pt 2:1. Tegenover hen die door God werden gedreven (2Pt 1:21), de echte profeten, wijst Petrus nu op profeten die door de duivel worden gedreven, de “valse leraars”. Alles wat van God komt en daarom goed is, wordt door de duivel nagedaan. De valse profeten zijn het onkruid dat zoveel op de tarwe lijkt (Mt 13:24-25). Zij bevinden zich onder het volk van God, waaronder Petrus zijn dienst heeft. Hij waarschuwt de gelovigen voor hen. Valse profeten en valse leraren zijn geen nieuw verschijnsel. Ze waren er ook vroeger onder Gods volk (Jr 23:11-21). Ze zetten hun werk voort in de vele valse leraren die de christenheid inmiddels rijk is.

Er zijn vandaag niet weinig mensen die zich voor profeet uitgeven en zich daarbij als leraar voordoen. Valse leraren hebben toegang onder de christenen gekregen omdat Gods Woord niet of nauwelijks wordt gelezen. Dat komt omdat veel christenen geen leven uit God hebben en zij die wel leven uit God hebben, Gods Woord maar moeilijk vinden. Dit geldt vooral voor het profetische woord. Daarom wordt er geen acht op gegeven (2Pt 1:19).

Wie niet weet wat Gods Woord over de toekomst zegt, is een gemakkelijke prooi voor valse leraren die wel een fraaie toekomst weten te schilderen. Daar laten ze zich ook voor betalen (Mi 3:5). Valse leraren verdraaien Gods Woord en geven een andere betekenis aan bijbelse woorden. Ze spreken wat mensen graag horen (Jr 5:31). Hun boodschap sluit helemaal aan bij mensen die alleen leven voor hier-en-nu, zij luisteren daar graag naar (2Tm 4:3-4).

Deze valse leraren zijn erop uit om “verderfelijke sekten heimelijk” in te voeren (vgl. Hd 5:17; Hd 26:5; 1Ko 11:18). Hun leringen zaaien altijd onenigheid en verdeeldheid omdat niet de Heer Jezus, maar zijzelf in het middelpunt staan. Ze zijn altijd uit op hun eigen eer en roem. Ze zoeken onstandvastige zielen en winnen deze voor hun verderfelijke leringen. Zo verzamelen ze mensen om zich heen en maken deze mensen los van de gemeenschap van gelovigen waarvan zij eerst deel uitmaakten. Sektevorming is een werk van het vlees en niet van de Geest (Gl 5:20). Daarin bevindt zich de kiem van het verderf.

Valse leraren gaan niet openlijk te werk, maar in het geheim. Dat laat zien dat ze bezig zijn met werken die bij de duisternis horen. Zulke werken kunnen het licht niet verdragen. Zodra je merkt dat iemand probeert jou op een geheimzinnige manier mee te krijgen in zijn ideeën, bijvoorbeeld over gemeentevorming, wees dan op je hoede. Toets wat er op je afkomt aan Gods Woord.

Vraag je ook af of het voorstel recht doet aan het gezag van de Heer Jezus. Een volgend kenmerk van een valse leraar is namelijk dat hij de Meester door Wie hij is gekocht, verloochent. Hij doet het eerst voorkomen dat hij doet wat de Meester zegt, maar spoedig zal blijken dat hij in het geheel geen rekening met Hem houdt.

Dat hij door de Meester is gekocht, betekent niet dat hij een gelovige is. Hij is wel gekocht, maar niet verlost. De Heer Jezus is Eigenaar van het heelal en alles wat zich daarin bevindt, ook de mensen. Hij heeft door Zijn werk op het kruis de wereld gekocht. Hij kocht de wereld om de schat te bezitten die daarin verborgen was (Mt 13:38; 44). Op gelijke wijze heeft Hij macht over alle vlees, dat zijn alle mensen. Van die macht maakt Hij gebruik door eeuwig leven te geven aan hen die de Vader Hem heeft gegeven (Jh 17:2).

Het gezag van de Heer Jezus is onbeperkt, maar daar houden deze verdorven lieden geen rekening mee. Hun verdorven handelen zal snel en onverwachts een daarbij passend oordeel van verderf over hen brengen. Het is een verderf dat ze voor zichzelf bereiden (Rm 9:22). Ze trekken het oordeel als het ware naar zich toe. Hij Die hen zal oordelen, is Degene van Wie ze nu nog de rechten verloochenen die Hij over hen heeft.

2Pt 2:2. In hun kielzog op de weg van het verderf gaan “velen” mee. Hun losbandige levensvisie en levenswijze is voor de massa aantrekkelijk. Je hoeft nergens rekening mee te houden. Je kunt je lusten volgen en ze de vrije teugel geven. Het voorbeeld van de valse leraren laat het zien. Dit is de waarheid zoals ze die graag horen en willen beleven. Weg met dat bekrompen denken van kleinzielige christenen die de Bijbel als knechtende norm voor hun leven hebben. Ze kunnen zelf ook wel lezen en dan lezen ze nergens dat God verbiedt dat je jezelf heerlijk kunt uitleven. De liefde is uit God en grenzeloos te genieten. Beperkingen zijn menselijke bedenksels. De mens is een vrij wezen.

Dat door deze denk- en handelwijze “de weg van de waarheid gelasterd” wordt (vgl. Rm 2:24), komt niet bij hen op of ze hebben er geen boodschap aan. Met ‘de weg van de waarheid’ wordt de hele christelijke waarheid bedoeld, zowel in leer als in leven. Ongelovigen moeten niets van Gods waarheid hebben en spotten ermee omdat christenen die de mond vol hebben van normen en waarden, Gods waarheid met voeten treden.

2Pt 2:3. Hun losbandige leven komt voort uit hun “hebzucht”. Niet alleen hun daden zijn verdorven, ook innerlijk zijn ze vol verderf. Ze zijn erop uit hun volgelingen al het geld uit de zak te kloppen. Door prachtige redeneringen die volkomen uit hun duim gezogen zijn, maken zij hun slachtoffers. Deze argeloze mensen worden systematisch ontdaan van hun persoonlijkheid en bezit.

Voor valse leraren bestaat geen menselijkheid. Het zijn roofdieren die mensen slechts als koopwaar zien waaraan ze kunnen verdienen. In het grote Babylon, dat staat voor de rooms-katholieke kerk in de eindtijd, is het roofdier tot volwassenheid gekomen (Op 18:12-13). Het oordeel staat allang vast en zal onherroepelijk komen. Van sluimering, van indutten, alsof het wel zal meevallen en misschien wel voorbij zal gaan, is geen sprake.

2Pt 2:4. Dat God absoluut zeker het verderf zal oordelen, illustreert Petrus met drie voorbeelden uit het verleden. Het eerste voorbeeld betreft engelen die gezondigd hebben. Door wat in Job staat (Jb 1:6; Jb 2:1; Jb 38:7) te vergelijken met wat in Genesis 6 staat (Gn 6:2) blijkt dat de zonde van de engelen de zonde is, die in de brief van Judas beschreven staat (Jd 1:6). Deze engelen hebben een menselijke gedaante aangenomen en hebben met vrouwen gemeenschap gehad. Daardoor hebben zij de plaats verlaten die God hun had gegeven. Dit is een vreselijke ongehoorzaamheid die God moet straffen. Hij heeft hen dan ook niet gespaard.

Wie van God afvalt, bewijst welbewust en doelbewust tegen Hem in te gaan en Hem te tarten in Zijn Wezen. Hij was het aan Zijn gerechtigheid verplicht om deze engelen “in de afgrond” te werpen, weg van de aarde en weg uit de hemel. Ze hadden voor de duisternis gekozen en die hebben ze als een gevangenis gekregen. Ze bevinden zich tot op deze dag in verzekerde bewaring in het voorportaal van de hel, in afwachting van het definitieve vonnis. Dit zal worden voltrokken aan het einde van het vrederijk, wanneer alle kwaad voor eeuwig zal worden opgesloten in de hel, de poel van vuur.

2Pt 2:5. Het tweede voorbeeld is de zondvloed die over de “oude wereld” is gekomen. God heeft ook de oude wereld niet kunnen sparen. De oorzaak is het hardnekkig in de slechtheid volharden van de mens. Steeds bedacht de mens het slechte, totdat de hele aarde ervan vervuld was (Gn 6:5-12). God heeft er wel lang geduld mee gehad, liefst honderdtwintig jaar (Gn 6:3). In die tijd heeft God in Zijn genade de mensen gewaarschuwd.

Door Noach heeft Hij de mensen Zijn gerechtigheid voorgehouden, dat Hij de zonde moet oordelen. Hij heeft tevens de weg tot behoud gegeven in de ark die Noach moest bouwen. Elke hamerslag van Noach was een waarschuwing voor het naderende oordeel. De prediking van Noach is helaas zonder resultaat gebleven, maar zonder dat dit iets aan de inhoud van zijn boodschap veranderde. Het bewijs, de zondvloed, kwam. Noach werd als enige behoed voor deze alles verdelgende ramp, samen met de leden van zijn gezin, die ook in de ark waren gegaan (Hb 11:7).

2Pt 2:6. Het derde voorbeeld is het oordeel over de steden Sodom en Gomorra. Deze steden stonden bol van de gruwelijkste zonden. Het leven van de mensen in deze steden bestond uit het voldoen aan alle lichamelijke behoeften en lusten, van eten en drinken tot een algemene beleving van homoseksuele gemeenschap (Lk 17:28-29; Gn 19:4-5). Deze diep verdorven leefwijze roept Gods oordeel over zich af. Gods handelen in oordeel wordt in het oordeel over deze steden wel het meest nadrukkelijk vermeld (Gn 18:20-21; Gn 19:24).

Ook de radicaliteit van het oordeel is indrukwekkend. Petrus spreekt over “tot as verbrand” worden. Het is onmogelijk van as nog iets te maken. Ook heeft God deze steden omgekeerd. Deze steden hadden de orde die God in de schepping heeft gelegd, door hun homoseksuele gedrag omgekeerd en ontvingen daarvoor een overeenkomstige straf.

Er is nog een aspect verbonden aan dit oordeel, namelijk dat het als een afschrikwekkend voorbeeld dient voor ieder die het in zijn hoofd haalt om een dergelijk goddeloos leven te gaan leven. Je zondigt tegen je leven als je het leven van de steden Sodom en Gomorra in hun zondige levenspraktijk navolgt.

Ik denk dat Amsterdam de geest van Sodom en Gomorra ademt. Ook de hele Nederlandse samenleving is daarheen hard op weg omdat die geest haar doordrenkt. Laat je waarschuwen door dit voorbeeld en blijf trouw aan God en Zijn Woord.

Lees nog eens 2 Petrus 2:1-6.

Verwerking: Waarvoor waarschuwt Petrus?

Copyright information for DutKingComments