2 Peter 3:1

Spotters krijgen antwoord

2Pt 3:1. Na de valse en verdorven leer van slechte mensen in het vorige hoofdstuk in het licht te hebben gesteld geeft Petrus in dit hoofdstuk tegenwicht aan het ongeloof dat de wederkomst van de Heer ontkent. Die ontkenning gebeurt op grond van de mening dat in de zichtbare schepping alles blijft zoals het van het begin af was. Petrus richt zich hiervoor tot de ware gelovigen en maakt hun duidelijk wat de betekenis van ware profetie is. Het is nodig daar nadruk op te leggen omdat het ongeloof zich steeds sterker manifesteert en het geloof bespot. Daarom wijst hij je opnieuw op het belang van het geschreven Woord (2Pt 1:20).

Zijn beide brieven heeft hij geschreven om je eraan te herinneren dat een “oprechte gezindheid” de noodzakelijke voorwaarde is om Gods Woord te begrijpen en toe te passen in je leven. Een oprechte gezindheid blijkt uit de houding die je tegenover de Schrift aanneemt. Als de Schrift spreekt, stem je daar dan onvoorwaardelijk mee in, of heb je er zo je bedenkingen tegen? Zonder volledige onderwerping aan de Schrift zul je de waarheid niet leren kennen en zul je omkomen in de speculaties van mensen die denken het beter te weten dan God.

2Pt 3:2. Alles wat er op je afkomt, moet je toetsen aan de Schrift. Daarnaar verwijst Petrus je. Dat alleen zal je hart standvastigheid geven. Hij wijst niet op nieuwe apostelen of oudsten. Nog minder wijst hij op de kerk, alsof die iets zou kunnen leren en gezag zou kunnen uitoefenen. Hij wijst op het Woord van God dat tot je komt zowel in de geschriften van het Oude Testament als in die van het Nieuwe Testament. Voor de inhoud van het Oude Testament herinnert hij “aan de woorden die tevoren door de heilige profeten gesproken zijn”. Voor de inhoud van het Nieuwe Testament herinnert hij “aan het gebod van de Heer en Heiland door uw apostelen [verkondigd]”.

De heilige profeten van vroeger hebben gesproken namens God om het volk terug te brengen tot gehoorzaamheid aan de wet en te waarschuwen voor Gods oordelen bij volhardende ongehoorzaamheid. Hun boodschap staat haaks op die van de valse leraren van het vorige hoofdstuk. Het gebod, dat van de Heer en Heiland afkomstig is, geeft uitdrukking aan de wil van de Heer die door de apostelen tot je komt (vgl. Mt 28:19c). Je hebt het allemaal in het geschreven Woord van God. De grote vraag is hoe jij staat tegenover het gezag van het geïnspireerde Woord. Het antwoord op die vraag bepaalt of je de tegenstanders van de waarheid kunt weerstaan of dat je door hen wordt overwonnen.

2Pt 3:3. Het lijkt erop dat Petrus als hij het thema van ware profetie weer opneemt, zich direct van de hevige tegenstand van de vijanden van God en Zijn Christus bewust is. De verkondiging van de waarheid en het vasthouden aan Gods Woord roepen altijd tegenstand op. Tegenstanders openbaren zich niet zolang de leugen gepredikt wordt, maar zodra het licht van de waarheid schijnt, zullen ze tevoorschijn komen en zich laten horen. En denk erom dat het geen incidenten zijn. Met de woorden “weet dit eerst” beklemtoont Petrus dat je er serieus rekening mee moet houden dat zulke mensen zich “in [het] laatst van de dagen” steeds nadrukkelijker zullen manifesteren.

Het mag voor jou een extra bewijs zijn dat het einde van alles nabij is (1Pt 4:7). Zodra jij spreekt over de komst van Christus om te oordelen, wijzen zij naar hun voorhoofd en verklaren je voor gek. Ze zullen niet naar je willen luisteren en je met hun spotternij belachelijk maken. Ze uiten zich zo, omdat ze naar hun eigen begeerten wandelen. Daar willen ze in voortleven. De gedachte aan een komende Christus als ‘spelbreker’ past daar niet in.

2Pt 3:4. Om het gelijk van hun bewering te onderbouwen wijzen ze op de in hun ogen altijd onveranderlijke gang van zaken sinds “de vaderen zijn ontslapen”. Door te spreken over ‘de vaderen’ zie je dat je te maken hebt met mensen die zich tot Gods volk rekenen. Toegepast op onze tijd gaat het om mensen die zich binnen de christenheid bevinden. Het zijn juist christelijke theologen die spotten met wat het geloof omarmt. Zij kennen de uitspraken over de komst van de Heer, maar ze steken daar de draak mee. Ze vragen waar Zijn komst blijft, die toch al zo lang geleden is aangekondigd.

Het is geen eerlijke, maar een spottende vraag. Ze geloven er niet in omdat ze zo modern zijn. Het past niet bij hun beeld van de natuurwetten. Wetenschappelijk gezien is het onmogelijk dat een dode levend wordt, naar de hemel gaat en dan ook nog weer terugkomt. Ze spreken wel over “[het] begin van [de] schepping”, maar of ze daarmee ook zeggen dat God de aarde in zes dagen heeft geschapen, is nog maar de vraag. Ze kunnen er evengoed mee bedoelen dat God door middel van evolutie het heelal heeft laten ontstaan. Dat wordt wel ‘theïstische evolutietheorie’ genoemd. De dwaasheid van mensen die zich niet voor Gods Woord buigen, kent geen grenzen.

2Pt 3:5. Petrus legt de verborgen oorzaak van deze onkunde bloot. Er is moedwil in het spel. Deze mensen willen niet bekend zijn met Gods handelen. Het is een schuldige, bewust gewilde onwetendheid. Ze zoeken als het ware met gesloten ogen naar een zichtbaar bewijs. Dwaas als ze zijn, verdraaien ze bewust hoe de schepping is begonnen. In hun dwaasheid proberen ze de oorsprong van het leven te verklaren door de ontwikkeling van de dingen. Een beetje nuchterheid moet toch tot de conclusie brengen dat de schepping is geschapen door Iemand erbuiten en niet door zichzelf. De mens zoekt echter een verklaring voor het ontstaan van het heelal met uitsluiting van God.

Voor het geloof is het eenvoudig. De schepping is ontstaan door een handelen van God en wel door Zijn Woord (Hb 11:3). Hij heeft gesproken en het was er, want “Hij spreekt en het is er, Hij gebiedt en het staat er” (Ps 33:9). Zijn Woord is Zijn macht. Door het lezen van Genesis 1 zie je dat de aarde op de derde scheppingsdag door God uit het water tevoorschijn is geroepen en vervolgens bestaat te midden van de wateren.

2Pt 3:6. Hetzelfde Woord van macht dat de werelden schiep, riep de wateren tevoorschijn om de aarde te verdelgen. Dezelfde wateren die de aarde omgaven, zijn er weer overheen gegaan bij de zondvloed. Ook toen waren er spotters. Noach mocht praten wat hij wilde en waarschuwen voor de komende vloed als uiting van Gods toorn, maar ook toen wuifden de mensen zijn woorden weg. Ze geloofden eenvoudig niet in de mogelijkheid van een ingrijpen van God ten oordeel en ze hebben Noach bespot om zijn woorden. Dat deden ze “tot op de dag dat Noach in de ark ging en de zondvloed kwam en hen allen verdelgde” (Lk 17:27). Toen was het uit met hun gelach. Zo zal het ook gaan met hen die nu spottend reageren op de waarschuwing dat er opnieuw een oordeel komt. Christus komt om de aarde te oordelen.

2Pt 3:7. Petrus gaat zelfs nog verder en wijst op het definitieve oordeel. Hij wijst op het vergaan van hemel en aarde en de ondergang van de goddeloze mensen. De toenmalige wereld is door water vergaan, de tegenwoordige wereld zal door vuur vergaan. Voor dit definitieve oordeel worden “de tegenwoordige hemelen en de aarde … opgespaard … en … bewaard”.

De ondergang van de wereld wordt niet bewerkt door een mens, hoewel mensen en hun gedrag de aanleiding vormen. De wereld wordt bewaard door hetzelfde machtige Woord van God als waarmee Hij de werelden heeft geschapen. Hij spaart alles op tot de dag van het oordeel. Als de ongerechtigheid haar hoogtepunt heeft bereikt, zal Hij het oordeel voltrekken. Niets of niemand kan dat verhinderen of eraan ontkomen.

2Pt 3:8. De dag van het oordeel komt na de dag van de Heer, dat is de hele periode die Zijn verschijning ten oordeel en Zijn regering tijdens het vrederijk omvat. Zover is het nog niet en soms lijkt het wel of de spotters gelijk hebben. Denk er dan aan dat het aspect ‘tijd’ voor God niet betekent wat het voor jou en mij betekent. God houdt zeker rekening met ons begrip van tijd. Hij weet hoe lang een dag kan duren. Daarom verkort Hij bijvoorbeeld de dagen van de grote verdrukking die de Zijnen moeten ondergaan (Mt 24:22). Maar voor God is er geen tijd. Bij Hem is één dag als duizend jaar en omgekeerd. ‘Laat dit ene je niet onbekend zijn’, zegt Petrus. Als je dat bedenkt, geeft dat je moed om vol te houden. Zie maar hoe God door de eeuwen heen bezig is geweest. Hij ziet vanaf het begin het einde en daar werkt Hij naartoe.

2Pt 3:9. Een eerste argument, dat het altijd al zo is gegaan en dat daarom de belofte van Zijn komst niet waar kan zijn, is weerlegd door te wijzen op de zondvloed. Het tweede argument, dat het al zolang heeft geduurd, is door te wijzen op de ‘tijdloze’ God ook weerlegd. Toch is dat maar een deel van het antwoord. Het oordeel wordt niet alleen uitgesteld omdat voor God tijd niet telt, maar ook omdat Hij lankmoedig is. Het is zeker geen “traagheid”, zoals sommigen spottend beweren. Spotters begrijpen er niets van dat God ook om hunnentwil de Heer Jezus nog niet heeft gezonden om de wereld te oordelen.

Mensen spotten met de liefde van God, terwijl juist die liefde Hem ervan weerhoudt hen met Zijn oordeel te treffen. Denk eens aan jezelf. Ik weet niet hoe oud je bent en hoe lang je de Heer Jezus kent. Maar stel dat je de Heer Jezus drie jaar kent. Laat nu eens tot je doordringen waar je zou zijn als de Heer Jezus vier jaar geleden was teruggekomen. Raak je dan ook niet overweldigd door de lankmoedigheid van God? Hij wilde niet dat jij verloren zou gaan, maar dat jij tot bekering zou komen. Diezelfde lankmoedigheid toont Hij nog steeds tegenover mensen die verloren zouden gaan als de Heer Jezus nu zou komen.

Lees nog eens 2 Petrus 3:1-9.

Verwerking: Wat spreekt jou allemaal aan in deze verzen?

Copyright information for DutKingComments