2 Samuel 13:1
Inleiding
De twee zonden die David heeft gedaan, hoererij en moord, vinden we allebei in dit hoofdstuk in zijn huis terug. Hij heeft voor zijn eigen vlees gezaaid en “zal uit het vlees verderf oogsten” (Gl 6:8a; vgl. Jr 4:18). Het is een hoofdstuk vol verdriet voor David. Een ogenblik van gedachteloos zondigen kan jaren van het huilen van bittere tranen tot gevolg hebben. Tegelijk mogen we weten dat God van die bittere tranen een regenboog kan maken. In dit hoofdstuk begint het aangekondigde zwaard (2Sm 12:9-10) in zijn huis zijn oordelend werk te doen. Een man, een zoon van zijn huis, zijn oudste zoon, verkracht zijn dochter. Een andere zoon, een van zijn lievelingen, vermoordt de verkrachter. Later zal deze zoon tegen hem opstaan en gedood worden. Amnon is zijn oudste zoon, de kroonprins. De derde zoon is Absalom. Hij verliest zijn eerstgeboren zoon en ook de daaropvolgende zoon – als we Chileab buiten beschouwing laten, die waarschijnlijk jong gestorven is (2Sm 3:2-3). Met het begaan van zijn zonden is er in Davids gezin iets binnengekomen dat het toch al broze verband nog verder afbreekt. Hij heeft in het geval van de duistere plannen van Amnon met Tamar geen onderscheidingsvermogen. Hij is ook niet in staat om ertegen op te treden omdat zijn geestelijke kracht en zijn geestelijk inzicht door zijn leven in de zonde sterk zijn afgenomen. Misschien heeft hij ook het gevoel dat hij ongeloofwaardig is geworden om iets te zeggen van de zonden van zijn kinderen. De zonde die we zelf hebben gedaan, maakt het moeilijk die bij een ander sterk te veroordelen. Dat zien we ook hier. David treedt niet op tegen Amnon en ook niet tegen Absalom. De gevolgen van de zonden zijn geen automatisme. Ze komen niet zomaar over zijn huis. Elke zonde in zijn huis vindt plaats onder zijn verantwoordelijkheid. Als hij sterk was geweest, had hij die gevolgen kunnen voorkomen. Het oordeel komt van God, toch is David zelf verantwoordelijk. We zien dat David niet meer dezelfde man is als vóór zijn zonden. Hij is blind voor bepaalde dingen. Hij begrijpt niets van de bedoelingen van Amnon en ook niet van die van Absalom. Als de zonde verwoestend bezig is geweest in het leven van een gelovige, is een gevolg dat men niet meer dezelfde mens is als ervoor. We leren hier dat kinderen de zwakheid van hun ouders zijn. Er is geen terrein waarin we zo zwak zijn, dan wanneer het over onze kinderen gaat. Veel ouders zijn op verkeerde wegen gekomen omdat ze de zonden van hun kinderen zo weinig hebben herkend en erkend. Soms is het zelfs zo, dat ze die zonden wel hebben gezien, maar er niet tegen zijn opgetreden of ze zelfs hebben verdedigd. Velen kunnen scherp oordelen als het om anderen gaat, maar zodra het om hun eigen kinderen gaat, zien ze niet meer zo scherp en verdedigen ze soms zelfs de zonde.Amnon begeert Tamar
De inleidende woorden “daarna gebeurde [het volgende]” laten zien dat wat volgt, aansluit op het voorgaande. In dit geval is wat “daarna” gebeurt niet alleen een vervolg op het voorgaande, maar ook een gevolg daarvan. Ook in de gebeurtenissen die worden beschreven, zien we dat de ene zaak het gevolg is van de andere. Eerst worden ons in 2Sm 13:1 de ‘hoofdrolspelers’ voorgesteld. Het zijn twee zonen van David, een dochter van David en David zelf. Het betreft een familiedrama.Het drama begint met een jongeman die smoorverliefd wordt op zijn knappe halfzus. Er is bij deze zoon van David niets te zien van enige Godvrezendheid. Als die er geweest zou zijn, zou hij zijn kwade lusten direct bij zichzelf hebben geoordeeld. Hij volgt zijn vader echter niet in het goede voorbeeld, maar in het kwade voorbeeld dat zijn vader helaas ook heeft gegeven. David heeft zijn lusten niet kunnen beteugelen. Zijn zoon gaat in zijn seksuele zondigheid nog verder. De verliefdheid van de jongeman is zo groot, dat hij er ziek van wordt. Deze verliefdheid is een puur egoïstische, op eigen bevrediging gerichte zaak. Het is in de wet ten strengste verboden gemeenschap te hebben met een zus of halfzus (Lv 18:9; Lv 20:17). Dit voorschrift van de wet en ook het vervolg van de geschiedenis maken duidelijk dat hier geen sprake is van liefde, maar slechts van bij zichzelf opgewekte seksuele lusten. Seksuele verlangens zijn van God, maar ze mogen alleen beleefd worden in de band van het huwelijk en de liefde. Tamar treft natuurlijk geen schuld. Dat “het in de ogen van Amnon moeilijk was haar iets aan te doen”, wil niet zeggen dat hij enig gevoel van respect voor haar heeft. Uit het vervolg blijkt dat zij voor hem niets meer is dan een lustobject. De moeilijkheid haar iets aan te doen betekent waarschijnlijk dat het voor hem onmogelijk is om bij haar te komen, want ze woont, omdat zij maagd is, in het vrouwenverblijf.
Copyright information for
DutKingComments