2 Samuel 15:25

De ark gaat terug naar Jeruzalem

Het oversteken van David van de beek Kidron heeft een sterke parallel met het oversteken van deze beek door de Heer Jezus (Jh 18:1). De Heer Jezus steekt deze beek ook over om de stad te verlaten. Hij gaat de weg van het lijden, op weg naar het kruis. Hij doet dat, terwijl Hij onschuldig is en om de schuld van anderen te gaan dragen. De Heer Jezus gaat met Zijn discipelen, dat is dat overblijfsel van Israël waarmee Hij Zich een maakt. Bij David gaat het om zijn eigen schuld. David is hier een beeld van het overblijfsel dat ook schuld bekent aan het bloed van de Heer Jezus.

Dan komen Zadok en de Levieten met de ark. Zadok en Abjathar, die het priesterlijk geslacht vertegenwoordigen, willen de ark meenemen, maar dat wil David niet. Hij wil niet van de ark een soort mascotte maken, zoals in de dagen van Eli (1Sm 4:3-11). Hij is niet bijgelovig. Hij weet wel dat God met hem is en dat hij niet afhankelijk is van een zichtbaar teken. David geeft opdracht de ark terug te brengen naar de stad, want daar hoort hij. Zijn hart gaat uit naar Gods woning. Daar verlangt hij naar, daar wil hij zijn.

Met het oog hierop – en niet met het oog op zijn terugkeer als koning – legt hij zijn leven in hand van de HEERE. De woorden waarin hij dit tot uitdrukking brengt, zijn woorden die ook gesproken zijn door Eli (1Sm 3:18). Bij Eli is het berusting in het oordeel dat hem is aangezegd, zonder dat het bij hem iets verandert. Bij David is dat anders. Hij buigt zich en gaat in de kracht van de HEERE verder.

Van de terugkeer van de ark naar Jeruzalem kunnen we nog de volgende toepassing maken. De ark is een prachtig beeld van de Heer Jezus. De terugkeer van de ark naar Jeruzalem ziet op de situatie dat in de plaatselijke gemeente de Heer Jezus weer centraal komt te staan en Hij alle gezag krijgt. We leven in een tijd dat menselijke ideeën steeds meer gaan uitmaken hoe het er in de gemeente van God moet toegaan. Welk recht is er nog om te kunnen zeggen dat gelovigen samenkomen tot de Naam van de Heer? Elk recht daarop is wat ons betreft, verspeeld.

Toch is het nog mogelijk om tot de Naam van de Heer Jezus bijeen te komen (Mt 18:20). Dat is als we op de grondslag van de genade gaan staan en alles in handen van de Heer Jezus leggen. Dan zullen we Hem – van Wie de ark een beeld is – en de plaats waar Hij is te midden van de twee of drie – waarvan de tempel in Jeruzalem een beeld is – kunnen terugvinden.

Copyright information for DutKingComments