2 Samuel 16:12

David buigt zich onder de vervloeking

Abisaï komt in verzet tegen de vervloekingen die over zijn koning worden uitgegoten en de stenen die naar hem worden gegooid. Het kan toch niet zo zijn dat “deze dode hond” ongestraft zijn koning zo smadelijk kan behandelen? De verontwaardiging van Abisaï is begrijpelijk. Hij wil David wreken, want de vervloeking is afschuwelijk.

David reageert hier in een geestelijke gezindheid. Hij onderwerpt zich volledig aan de wil van de HEERE, zonder zich te wreken op wat hem wordt aangedaan. Op de aansporing van Abisaï gaat hij niet in. Hij neemt alles aan uit de hand van de HEERE als het gevolg van zijn eigen falen. Wel blijft hij hopen op de goedheid van de HEERE: “Misschien zal de HEERE mijn ellende aanzien, en zal de HEERE mij het goede [weer] teruggeven, in plaats van zijn vervloeking van deze dag” (2Sm 16:12). Na deze geestelijke berusting komt David, met allen die bij hem zijn, vermoeid aan op een plek waar hij rust vindt en op adem komt (vgl. Mk 6:30-31).

Zoals David hier reageert, heeft hij steeds gereageerd op alle moordpogingen en lasteringen van Saul. Daarin is hij een voorbeeld voor ons en een beeld van de Heer Jezus. Hij wil met een dergelijke uiting van vergelding niet verbonden zijn, want die is niet in zijn hart. Hij aanvaardt dit kwaad volledig uit Gods hand.

De Heer Jezus vermaant Petrus het zwaard weer in de schede te steken als hij het heeft getrokken om zijn Heer te verdedigen (Jh 18:10-11). In de weg die de Vader wil dat Hij gaat, is geen plaats voor uitoefening van geweld, al zou dat nog zo rechtvaardig zijn. Het is eenvoudig de tijd er niet voor. De Heer Jezus scheldt zelfs niet terug als Hij wordt uitgescholden (1Pt 2:23).

Een ander voorval uit het leven van de Heer vertoont een duidelijke gelijkenis met wat hier gebeurt. Als Hij in Samaria een verblijf zoekt en men Hem daar niet wil ontvangen, willen Jakobus en Johannes vuur van de hemel laten dalen op die mensen omdat zij hun Heer zo met minachting behandelen. De Heer bestraft Zijn beide discipelen echter, zoals ook David Abisaï doet. Hij wil niet dat Zijn discipelen mensen uit de weg ruimen die Hem onheus behandelen en zegt tegen hen dat ze niet weten van welke geest ze zijn. Zij openbaren niet de geest van genade en liefde en nederigheid (Lk 9:52-56). Tegenover de Heer zien we dat mensen reageren met haat, zoals Absalom tegenover David, maar ook met misplaatste ijver, zoals Abisaï tegenover David.

Copyright information for DutKingComments