2 Samuel 18:6-15

De strijd

De strijd levert een overwinning op voor de manschappen van David, waarbij het woud meer slachtoffers maakt onder de tegenstanders dan het zwaard. De HEERE strijdt mee voor David. Daarvoor gebruikt Hij het woud, waarbij we kunnen denken aan kuilen en moerassen. Misschien dat ook wilde dieren menige Israëliet hebben gedood. In totaal worden twintigduizend mannen gedood. Enerzijds is de overwinning een zegen van de HEERE, anderzijds is het ook Zijn tucht, want de slachtoffers zijn onderdanen van Davids rijk. David verricht als het ware “een grote slachting” bij zichzelf. Het verlies aan onderdanen betekent een verzwakking van zijn rijk.

De dood van Absalom

In het nu volgende gedeelte wordt uitvoerig beschreven hoe Absalom vlucht en in een uitzichtloze positie terechtkomt, gevangen door een boom, hoe Joab hem doodt en hoe David daarvan in kennis wordt gesteld.

Als Absalom op de manschappen van David stuit, slaat hij op de vlucht. Hij zoekt een goed heenkomen, maar rijdt zijn verderf tegemoet. Absalom overkomt het woord: “Wie uit angst vlucht, zal in de kuil vallen, wie uit de kuil opklautert, wordt in de strik gevangen” (Jr 48:44a). David is geneigd hem te sparen, maar de Goddelijke gerechtigheid velt vonnis over hem als verrader. God zorgt ervoor dat hij levend gevangengenomen wordt door een boom. Daar komt geen mensenhand aan te pas.

De grote eik waardoor Absalom gevangengenomen wordt, is een beeld van grootheid. Absalom, die groot wilde zijn, wordt door zijn grootheid gevangengenomen en ten val gebracht. Hij hangt “tussen hemel en aarde”, alsof daarmee wordt gezegd dat hij voor allebei onaanvaardbaar is. De aarde wil hem niet houden en de hemel wil hem niet aannemen. Daarom opent het dodenrijk zijn mond om hem te verslinden.

Absalom komt op buitengewone wijze aan zijn einde omdat zijn misdaad zo monsterachtig is. Het zou bijvoorbeeld ook mogelijk geweest zijn dat zijn ezel hem in zijn vlucht had afgeworpen en hij halfdood op de grond had gelegen. De knechten van David zouden hem dan hebben kunnen doden. Dan zou hetzelfde doel bereikt zijn. Het zou echter een te gewone dood zijn geweest voor zo’n buitengewone misdadiger.

God wil hier, evenals in de zaak van die andere rebellen, Korach, Dathan en Abiram, iets nieuws scheppen (Nm 16:29-30). Hij wil aan iedereen duidelijk maken hoezeer deze man Hem heeft getergd. Absalom is op deze wijze aan zijn einde gekomen om een afschrikwekkend voorbeeld te zijn voor kinderen tot waarschuwing wat er met hen zal kunnen gebeuren als zij hun ouders ongehoorzaam zijn en tegen hen in opstand komen (vgl. Sp 30:17).

Een man die Absalom levend in een boom ziet hangen, vertelt dit aan Joab. Joab verwijt de man dat hij hem niet heeft gedood. Joab zou hem daarvoor rijk hebben beloond, niet alleen door een bedrag aan geld, maar ook door een bewijs van eer in de vorm van een gordel. Misschien is het te vergelijken met een medaille van verdienste. Jonathan bijvoorbeeld levert ook zijn gordel bij David in, om daarmee David eer te bewijzen (1Sm 18:4). Als van iemand zijn gordel wordt afgenomen, is dat een smadelijke behandeling.

Uit het verweer van de man blijkt dat hij respect heeft voor de wens van David om zijn zoon niet te doden. Uit wat de man zegt, blijkt ook dat hij geen respect heeft voor Joab. Hij weet dat hij van hem geen steun zou hoeven te verwachten als hij Absalom had gedood en koning David hem ter verantwoording zou hebben geroepen voor zijn daad. Joab staat bekend als een man die altijd uit is op eigen voordeel, een man die altijd handelt vanuit zelfzuchtige motieven. Dat blijkt ook uit de reactie van Joab op wat de man zegt. Hij is niet van plan nog een woord met deze ‘koningsgezinde’ man te wisselen. Hij vindt dat er al genoeg gekletst is. Het is tijd voor daden, dat wil zeggen voor die ene daad, het doden van Absalom.

Joab trekt zich niets aan van wat David heeft gezegd. Het is waar dat Absalom niet mocht blijven leven en Joab handelt juist door het doden van de opstandeling. God kijkt echter niet alleen naar de juistheid van de handeling, maar ook naar het motief waarmee die handeling wordt verricht. Uit de werkwijze van Joab blijkt dat hij uit is op persoonlijke wraak. Hij zou goed in staat zijn geweest Absalom met één speerstoot te doden. Dat doet hij niet, maar hij martelt hem eerst zelf en laat hem vervolgens door tien van zijn knechten, wapendragers, mannen die goed weten hoe ze een wapen moeten hanteren, doden.

Nadat Absalom is gedood, wordt hij verachtelijk in “een grote kuil” geworpen en onder “een zeer grote hoop stenen” begraven. Dit is het einde van de man die tijdens zijn leven groot dacht van zichzelf. Hij is een treffend beeld van de antichrist, zowel in zijn hoogmoedige bestaan als in zijn roemloze dood. Zijn einde staat haaks op de zuil die hij tot verheerlijking van zichzelf voor zichzelf had opgericht.

Om de smaad van zijn begrafenis te vergroten wijst de gewijde geschiedschrijver daar in 2Sm 18:18 op. Hij spreekt over “een zuil” die Absalom “voor zich” had laten oprichten “in het Koningsdal”, dat is in het dal van Kidron dicht bij Jeruzalem. Hij heeft dat gedaan vanuit de overweging dat zijn naam dan ten minste in deze zuil zou blijven voortleven. Hij had namelijk geen zoon. Absalom heeft drie zonen gehad (2Sm 14:27), maar die zullen al gestorven zijn. Zijn zorg was om zijn naam in gedachtenis te houden. Dat is ook gebeurd, maar dan tot zijn eeuwige schande.

“Het Koningsdal” is al een keer eerder genoemd. Dat is als Abraham de ware koning in het beeld van Melchizedek ontmoet (Gn 14:17). Een dal wijst op vernedering. Dat is de plaats waar Absalom voor zichzelf en zijn naam een gedenkteken heeft opgericht.

Copyright information for DutKingComments