2 Samuel 24:1

Inleiding

Het boek eindigt ernstig, maar ook mooi. Het eindigt eerst met een ernstige zonde, maar daarop volgen een altaar en een offer en een berg. Door deze geschiedenis maakt God duidelijk waar eenmaal de tempel zal staan, maar dat is meer de zijde die in de boeken 1 Kronieken en 2 Kronieken wordt belicht.

De volkstelling

Israël heeft iets gedaan wat de toorn van de HEERE heeft opgewekt (2Sm 24:1). Wat het is, wordt niet vermeld. Het gaat om de reactie van de HEERE daarop. Hij stelt David als de leider van Zijn volk daarvoor verantwoordelijk. Daarom zet Hij David tegen het volk op. Uit 1 Kronieken weten we dat Hij daarvoor gebruikmaakt van de satan (1Kr 21:1). De boeken 1 Kronieken en 2 Kronieken beschrijven de geschiedenis van Gods volk zoals God daar graag aan terugdenkt. God wil naar Zijn raadsbesluit de plaats aanduiden waar Hij gediend wil worden en de satan wil dat verhinderen. We zien daar dat God niet ondanks, maar door middel van de zonde van David Zijn doel bereikt. Zo is het ook met de zondeval, die door God wordt gebruikt tot uitvoering van Zijn raadsbesluiten. Wij kunnen dat niet begrijpen, maar toch is het zo.

Hier gaat het om de zijde van de mens. De satan kan niets doen zonder de toelating of de wil van God. Hier wordt niet over de tempel gesproken. Het gaat meer om Gods handelen met David. Het gaat om zijn verantwoordelijkheid. In Davids hart komt de begeerte op om te weten hoe groot zijn leger is. God is niet de oorsprong van de zonde, maar de begeerte in het hart van de mens (Jk 1:13-14). De zonde is al in Davids hart en dat ziet God. God brengt die zonde aan het licht, opdat David de zonde kan oordelen.

Met zijn begeerte om de kracht van zijn leger te weten neemt hij de plaats van God in. Wat hij in werkelijkheid met zijn opdracht om te tellen zegt, is dat hij het land van God als zijn eigen land beschouwt en zijn leger ziet als zijn eigen middel om het in bezit te houden. De afhankelijkheid van God is hij kwijt. Hij begaat hiermee in principe de zonde van het volk toen zij zeiden dat ze een koning wilden hebben, net als de volken om hen heen (1Sm 8:19-20). Nu wil de koning de sterkte van zijn leger weten, net als de koningen van de volken om hem heen.

Waarom is het verkeerd het volk te tellen? Dat heeft God toch ook meerdere keren gedaan (Nm 1:2-3; Nm 26:1-4)? We moeten bedenken dat het David erom gaat de kracht van zijn leger te weten (2Sm 24:9). Hij wil weten hoe sterk hij is en dat is afhankelijk van het aantal soldaten dat hij heeft. Dat is zijn fout. Hij vergeet dat hij afhankelijk is van Gods kracht. Het is ernstig als wij in aantallen gaan denken om daaraan onze kracht af te meten. We kunnen daarbij denken bijvoorbeeld aan het aantal van hen met wie we samenkomen en het aantal gaven. In de geschiedenis van Gideon zien we hoe God over getallen denkt (Ri 7:2). God wil altijd voorkomen dat het vlees zich beroemt (vgl. 1Ko 1:27-29).

Bij Nebukadnezar zien we iets dergelijks als hij zichzelf op de borst slaat over “het grote Babel”, waarvan hij zegt “dat ik als een huis voor het koninkrijk gebouwd heb, door mijn sterkte en ter ere van mijn majesteit” (Dn 4:28-33). Hij wordt hiervoor geoordeeld. Bij Herodes zien we hetzelfde. Hij matigt zichzelf de eer aan die alleen God toekomt en wordt daarvoor gedood (Hd 12:21-23). Gods regering is voor ieder gelijk. Nooit kan Hij Zijn eer aan een ander geven (Js 42:8; Js 48:11). Als de Heer ons ten behoeve van Zijn volk wil gebruiken, laat het dan zo zijn dat wij ons steeds bewust zijn dat het Zijn volk is.

David geeft Joab de opdracht het volk te gaan tellen. Joab heeft daar echter bezwaar tegen. Het lijkt erop dat Joab hier een betere beoordeling van dit plan heeft dan David. Hij voorziet dat deze opdracht niet naar de wil van de HEERE is. Dat is niet omdat hij de wil van de HEERE wil doen, maar omdat hij de toorn van de HEERE vreest. Hij spreekt ook tot David over “de HEERE, uw God”. De HEERE is de God van David. Zelf heeft hij geen relatie met Hem.

Dit keer laat David zich niet door Joab gezeggen en zet zijn wil door. We mogen ons wel afvragen of wij ons laten waarschuwen als we iets van plan zijn waarover anderen hun bezwaren uiten. Willen we dan ons plan heroverwegen voor de Heer, ook als bij hen die ons waarschuwen mogelijk eigen belangen een rol spelen? Ondanks de tegenwerpingen van Joab en de andere legeroversten wordt het volk geteld. Na “negen maanden en twintig dagen” krijgt David de uitkomst. Al die tijd heeft God geduld met de zonde die David begaat. Het geweten van David ontwaakt echter niet eerder dan nadat het kwaad is bedreven.

Als David de uitkomst krijgt, weet hij tenminste waarop hij kan vertrouwen. Wat hier niet wordt beschreven, is dat Joab niet het hele volk heeft geteld (1Kr 21:6). Opmerkelijk is dat in 2Sm 24:9 weer het onderscheid tussen Israël en Juda naar voren komt. Hierin zien we weer die verwijzing naar de tweedeling van het rijk die onderhuids al aanwezig is.

Copyright information for DutKingComments