2 Samuel 24:25

Het altaar

Op de dorsvloer van Arauna komt het oordeel tot stilstand. Deze dorsvloer ligt op de berg Moria. Het is dezelfde plaats waar Abraham Izak heeft geofferd (Gn 22:2). Het is ook de plaats waar Salomo de tempel zal bouwen (1Kr 22:1; 2Kr 3:1). De HEERE gebiedt David op te gaan en op die heuvel een altaar te bouwen. In deze weg naar boven zien we de weg die gegaan wordt na vernedering onder de krachtige hand van God.

De engel staat bij de dorsvloer van een heiden. Het altaar dat daar komt, staat daardoor op een plaats waar niets van het volk bij is. David begrijpt dat hij de dorsvloer moet kopen voor de HEERE. Als Arauna hem de dorsvloer wil geven (vgl. Gn 23:6; 11), weigert David dat. Hij wil hem voor de volle prijs kopen, want hij wil “de HEERE, mijn God, geen brandoffers brengen die niets kosten”. Dit is een belangrijke regel: een offer moet iets kosten, anders is het geen offer.

Als het altaar gebouwd is en de brandoffers én de dank- of vredeoffers gebracht zijn, laat de HEERE Zich verbidden ten gunste van Zijn volk. Dit is een prachtige verwijzing naar de enige grondslag waarop God Zich ook nu nog laat verbidden en de plaag die ook nu onder het volk woedt, laat ophouden. Die grondslag is de Heer Jezus in Zijn werk op het kruis tot Gods eer en verheerlijking – wat wordt weergegeven door de brandoffers. Dat werk op het kruis is ook de grondslag voor de gemeenschap van ons met God en met elkaar – wat wordt weergegeven door de dank- of vredeoffers.

Aan het einde van dit boek heeft David een altaar. Het laatste wat hier van hem wordt vermeld, is dat hij de HEERE offers brengt. Wie tot God komt op grond van het offer van Zijn Zoon, zal ervaren dat God Zich laat verbidden omdat het werk van Zijn Zoon zo kostbaar is. Het is mooi om te zien dat dit boek eindigt met het verzoenend offer dat door genade de toorn van God over Zijn volk afwendt. Dit offer wordt de grondslag van de plaats waar God en Israël elkaar kunnen ontmoeten en het volk zal aanbidden.

We hebben in dit hoofdstuk de zonde van de mens, het oordeel van God en ook Zijn berouw daarover en daardoor ook redding, maar redding door een offer. Hier hebben we in het kort het hele heilsplan dat de Schrift ons toont.

Copyright information for DutKingComments