2 Samuel 5:8

David in Jeruzalem

David trekt op naar Jeruzalem. Dit is een belangrijke stap. Hebron is als hoofdstad niet geschikt. Jeruzalem ligt centraal voor alle stammen van het rijk. Politiek gezien is het daarom verstandig daarheen te gaan. Ook militair gezien is het een goede keus. Jeruzalem ligt hoog en is een prima vesting.

Behalve een goede militaire reden is er ook een belangrijkere, meer een geestelijke reden. De plaats waar hij naar toe gaat, is de plaats waar Abraham zijn zoon heeft geofferd, de berg Moria. Direct daarnaast ligt Sion.

Jeruzalem is al eerder in de geschiedenis genoemd en wel als de stad die door Juda is ingenomen, maar zij hebben niet alle Jebusieten kunnen verdrijven (Ri 1:8; Jz 15:63). Er is ook door de Benjaminieten verzuimd de Jebusieten uit Jeruzalem te verdrijven (Ri 1:21). Er is daardoor nog een kamp van vijanden in Jebus. Hen gaat David verdrijven.

Jeruzalem is de godsdienstige naam. Daarin zit het woord Salem, de naam van de stad waar Melchizedek koning was (Gn 14:18). Salem betekent ‘vrede’ (Hb 7:1-2). Toch heet de stad ook nog Jebus, dat betekent ‘vertrapper’. Het is nog een vertrapte stad. De stad zal in de toekomst nog een keer “door [de] volken worden vertrapt” (Lk 21:24). Daarna komt de Heer Jezus naar de aarde om Jeruzalem de stad van de vrede te maken. Hij zal daarvoor de volken oordelen en de stad van vijanden bevrijden. Dan zal de Vredevorst regeren. Dat zien we David hier profetisch doen.

De vijand in Jebus geeft zich niet zomaar over. De Jebusieten zijn overtuigd van hun eigen kracht. In zijn reactie daarop is David geen beeld van de Heer Jezus. Hij is blijkbaar beledigd, hij is de gekwetste leider. Als de Heer Jezus later in deze stad is, blijkt hoezeer Hij bijvoorbeeld de blinden liefheeft. Kreupelen en blinden worden door David buitengesloten, maar de Heer Jezus zegt dat zij moeten worden uitgenodigd in huis (Lk 14:13).

Voor ons is de les hoe wij staan tegenover de gebrekkigen in de gemeente. Daarbij kunnen we bij de ‘kreupelen’ denken aan mensen die geen kracht hebben voor een goede wandel en bij de ‘blinden’ aan hen die geen zicht hebben op bepaalde waarheden.

Davids afkeer van deze groep is niet naar Gods gedachten. Gelukkig handelt hij met Mefiboseth later anders (2Sm 9:3; 6-7; 13).

Het is ook mogelijk dat we hier in David wel een type van de Heer Jezus mogen zien. Dan is het niet zo, dat David een afschuw heeft van kreupelen en blinden in het algemeen, maar van deze kreupelen en blinden omdat zij hem weerstaan in zijn recht op Jeruzalem. De kreupelen en blinden zijn zij die, zoals de Jebusieten zeggen, David zouden kunnen verdrijven. Davids zwakheid is in hun ogen zo groot, dat zelfs mensen met een handicap sterk genoeg zijn om hem te verjagen. Als zulke mensen zich als vijanden van de rechtmatige bezitter van Jeruzalem, de stad van David, manifesteren, is het terecht dat hij hen verafschuwt. De Heer Jezus haat ook alle bedrijvers van ongerechtigheid.

Als David eenmaal koning is, zien we in hem steeds minder de man van geloof die hij was toen hij door Saul achterna gezeten werd. Toen was hij in omstandigheden die ervoor zorgden dat hij in afhankelijkheid van God moest wandelen. Toch kunnen we zeggen dat David in het algemeen genomen door God geleid wordt.

Copyright information for DutKingComments