2 Samuel 6:12-19

De ark naar Jeruzalem

Nadat de ark drie maanden in het huis van Obed-Edom is geweest, hoort David wat de ark voor het gezin van Obed-Edom heeft betekend. In deze drie maanden is de ark niet uit de gedachten van David geweest. Hij is in de school van God geoefend en onderwezen in de genade. De ark in het huis van Obed-Edom brengt zegen over zijn huis en daarvan gaat een getuigenis uit. Als wij de Heer Jezus werkelijk centraal stellen, zal dat zegen voor onszelf betekenen en anderen zullen van Hem horen.

Als de genade haar werk in David heeft gedaan en hij hoort van de zegen die de ark heeft gebracht, brengt dat hem ertoe de ark vandaar op te halen. Dit keer doet hij het op de juiste wijze, in overeenstemming met Gods Woord. David heeft geleerd en laat de ark nu door Levieten dragen (Nm 7:9; 1Kr 15:2). Na zes stappen sterft nu niet een Uzza, maar een offer. Dat spreekt ervan dat de ark alleen op Sion geplaatst kan worden op grond van het offer van de Heer Jezus. David offert en draagt ook een priesterhemd. Hij is hier de koning-priester. Dat wijst vooruit naar wat de Heer Jezus in het vrederijk zal zijn.

Het enthousiasme van David zal door iedereen worden begrepen die de dingen van de HEERE op het hart draagt. Het gaat om de ark van de HEERE die naar de plaats wordt gebracht die Hij daarvoor Zelf heeft uitgekozen! Het geeft grote vreugde daaraan te mogen meewerken. Wij doen dat door als priesters – en dat zijn alle nieuwtestamentische gelovigen – in de samenkomsten van de gemeente Christus te eren voor God de Vader.

Michal veracht David

De Heilige Geest wijst tussendoor op Michal, die ook hier “de dochter van Saul” wordt genoemd. De vrouw van David heeft geen deel aan de vreugde van haar man. Integendeel, ze veracht hem in haar hart. De oorzaak daarvan is dat zij geen belangstelling heeft voor de ark, de woonplaats en rustplaats van God. De ark is voor haar niet meer dan een kist van goud.

Ze bevindt zich in haar eigen vertrouwde omgeving. Vanuit haar verheven verblijf kijkt ze uit het venster neer. Het duidt aan dat ze vanuit haar eigen denken in hoogmoed beoordeelt wat zich buiten haar eigen beperkte kring afspeelt. Voor de dingen die in verbinding met de hemel staan, is ze niet toegankelijk. Het venster waardoor ze neerkijkt, is waarschijnlijk een smal venster. Zo smal is haar blik op wat ze ziet. En al was het een breed venster, haar gezichtsveld wordt bepaald door haar trots, waardoor ze blind is voor de glorie van de ark en de dienst die daarbij past.

Zij is een beeld van de natuurlijke mens voor wie de dingen van de Geest dwaasheid zijn (1Ko 2:14). Zoals Michal blind is voor wat het hart van haar man overweldigt, zo ziet de wereld niets aantrekkelijks in onze Geliefde, de Heer Jezus Christus. De mensen die een even beperkte kijk als Michal hadden, zagen in Christus niet meer dan “de timmerman, de Zoon van Maria en de Broer van Jakobus, Joses, Judas en Simon” (Mk 6:3) en “de Zoon van de timmerman” (Mt 13:55).

Ze veracht David omdat hij niet aan haar verwachtingen beantwoordt. Ze wil hem alleen als hij gekleed is in schitterende, koninklijke kleding. Van de bronnen van waarachtig enthousiasme in de dienst van God weet ze niets.

Offers en voedsel

De ark komt op Sion. In de geestelijke betekenis staat Sion tegenover de Sinaï. Sion staat voor de genade, de Sinaï voor de wet (Hb 12:18-22). Op Sion vindt de ark zijn uiteindelijke plaats. Daar woont Gods volk bij Hem van Wie de ark spreekt. In de toekomst is Sion het middelpunt van de aarde.

In het Nieuwe Testament zien we de vervulling van dit oudtestamentische beeld, wanneer op de eerste dag van de week de Heer Jezus in het midden van de discipelen komt (Jh 20:19). Daar zien we de heerlijkheid van Hem van Wie de ark spreekt in de kracht van de opstanding, nadat Hij in de handen van ‘de Filistijnen’, de godsdienstige leiders van het volk, is geweest.

David is ook een uitdeler van zegen en voedsel, zoals Melchizedek dat eens was (Gn 14:18-19). Als hij de offers heeft gebracht, zegent hij “het volk in de Naam van de HEERE van de legermachten”. Hier is een man die zijn vreugde in de HEERE heeft, voor wie God het grote doel is, maar die ook een hart voor Gods volk heeft. Niet alleen verheugt hij zich erover dat hij in de tegenwoordigheid van God is, maar hij wil ook anderen graag daarheen leiden. Hij denkt aan het hele volk en geeft allen een rijke zegen. Wat een contrast met drie maanden eerder. Toen had hij geen zegen voor het volk. We zijn alleen voor anderen tot zegen als we in de weg van de wil van de Heer zijn.

Het is belangrijk dat we Christus als middelpunt erkennen en ons daarbij tegelijk realiseren dat dit voor alle ware kinderen van God geldt. David deelt uit “aan heel het volk, aan heel de menigte van Israël, van de man tot de vrouw toe”. Paulus weigert ook sektarisch te zijn en deel uit te maken van een partij. Hij schrijft aan de Korinthiërs: “Is Christus gedeeld?” (1Ko 1:13). En aan de Filippenzen schrijft hij: “Want God is mijn Getuige hoezeer ik naar u allen verlang” (Fp 1:8).

Copyright information for DutKingComments