2 Samuel 6:20-23

David en Michal

Nadat hij het volk heeft gezegend, wil David ook zijn gezin zegenen. Zijn vrouw Michal echter, ook hier weer veelzeggend “de dochter van Saul” genoemd, blijkt niet in de vreugde van David over de ark te delen. Zij ziet niets in de ark. Huppelen voor een ark is iets om over te lachen. Het is bespottelijk. Zo kunnen mensen die zo dicht bij ons staan, ons uitlachen als we vol enthousiasme spreken over de Heer Jezus en voor Hem willen leven.

Michal veracht David omdat hij zijn koninklijke waardigheid heeft afgelegd en in plaats daarvan een linnen priesterkleed heeft aangedaan. Dat priesterkleed heeft voor haar geen enkele betekenis en waarde. Ze ziet het helemaal niet. Ze beschuldigt hem er zelfs van dat hij zich "heeft uitgekleed". Voor een geestelijk gezinde vrouw zou dit juist een waardige toevoeging zijn geweest aan zijn waardigheid als koning. Voor Michal heeft hij echter afgedaan. David steekt nu niet meer boven anderen uit en dat is wat zij juist wil, tot haar eigen glorie. Ze kan niet met hem pronken als hij zich nederig opstelt. Een vrouw die zich zo gedraagt, hoeft niet op geestelijke vrucht te rekenen.

Voor David is de ontvangst door zijn vrouw als een koude douche. Hij is zelf als het ware nog in vervoering over wat met de ark is gebeurd. Hij heeft de ark op de plaats gebracht waar God hem wil hebben. Zijn omgang met de ark heeft hem, om zo te zeggen, op het niveau van de hemel gebracht. De ontvangst door Michal heeft hem misschien wel het gevoel gegeven dat Paulus heeft gehad als hij in de derde hemel is geweest. Na die ervaring kwam er een engel van satan die hem met vuisten sloeg (2Ko 12:7). De Heer liet dat toe, opdat hij zich niet zou verheffen op het feit dat hij opgetrokken was geweest tot in het paradijs.

In zijn gesprek met Michal stelt David zich nederig op. Haar verachtelijke woorden moeten hem pijn hebben gedaan, want hij houdt van haar. Tegelijk voelt hij zich inniger verbonden met de geringsten van het volk dan met hen die door natuurlijke banden met hem verbonden zijn. Hij is zich aan de ene kant bewust van zijn verkiezing door God en aan de andere kant neemt hij ten opzichte van de mensen de minste plaats in. Hij is nederig in eigen ogen en dat is tegelijk waardoor hij weet eer te verwerven. Zo lijkt hij op de Heer Jezus Die gezegd heeft: “Laat de grootste onder u als de jongste zijn, en de voorganger als een die dient” (Lk 22:26). Daarin is Hij Zelf het grote voorbeeld.

De houding van Michal brengt geen vrucht. Er is geen betrekking tussen David en haar, geen geestelijke gemeenschap. Ze heeft geen deel aan wat David bezielt in zijn verhouding tot God. Het lijkt erop dat haar verachting van David vanwege zijn liefde tot de ark er de oorzaak van is dat ze nooit een kind heeft gekregen.

We kunnen hier een geestelijke les leren. We kunnen geen gemeenschap hebben met hen die de Heer Jezus (van Wie de ark een beeld is) verachten. Zoals Michal zonder vrucht blijft door haar houding ten opzichte van David, zo zal er in ons leven geen vrucht voor God zijn als wij verachtelijk spreken over mensen die zich inzetten voor de belangen van God.

Er zullen altijd mensen zijn zoals Michal die minachtend doen over een buitengewoon enthousiasme van de gelovigen voor God en Christus.

Er zal altijd iemand zijn als Judas die de zalfolie van Maria voor de Heer verkwisting noemt (Jh 12:4-6).

Er zullen altijd spotters zijn die van gelovigen die van de Geest vervuld zijn, zeggen dat ze vol zoete wijn zijn (Hd 2:13).

Er zullen altijd mensen zijn die van brood dat uit de hemel is gekomen, zeggen ‘Wat is dat?’, en van de gave uit de hemel ‘Wie is dat?’

Er zal altijd een Festus zijn om tegen Paulus te zeggen: ‘U spreekt wartaal, uw grote geleerdheid brengt u tot waanzin’ (Hd 26:24).

Er zullen er altijd zijn die aanstoot nemen aan het kruis.

Maar er zullen er ook altijd zijn die kunnen zeggen dat ze in niets anders roemen dan in het kruis van onze Heer Jezus Christus (Gl 6:14).

Copyright information for DutKingComments