2 Samuel 8:3-8

Andere vijanden verslagen

Na de Filistijnen is Moab aan de beurt. Ook deze vijand wordt verslagen. Hier vindt een voorvervulling van de profetie van Bileam plaats: “Er zal een ster uit Jakob voortkomen, er zal een scepter uit Israël opkomen; hij zal de flanken van Moab verbrijzelen” (Nm 24:17). Bij het oordeel dat David over de Moabieten voltrekt, maakt hij gebruik van meetsnoeren. Zo bepaalt hij wie wordt gedood en wie in leven mag blijven. Het doet denken aan de uitwerking van het evangelie, waarvan we lezen dat het voor sommigen “een reuk uit [de] dood tot [de] dood” is, terwijl het voor anderen “een reuk uit [het] leven tot [het] leven” is (2Ko 2:16).

Ook Moab wordt door David verslagen. De Moabieten zijn aan Israël schatplichtig gebleven tot na de dood van Achab (2Kn 3:4-5). Toen kwamen zij in opstand en zijn daarna nooit meer onderworpen. De uiteindelijke onderwerping zal volgens de aangehaalde profetie van Bileam gebeuren door “de ster uit Jakob” en de “scepter uit Israël”, wat in werkelijkheid ziet op de Heer Jezus, de Messias van Israël.

De geestelijke betekenis van deze vijand is niet moeilijk. We lezen van Moab dat hij wordt gekenmerkt door hoogmoed en gemakzucht (Js 16:6; Jr 48:11a). Deze zonden zitten in ons, in ons vlees. We hebben in Christus de macht over de zonde. In de praktijk betekent het dat wij ons voor de zonde dood moeten houden. Dat kan door er voortdurend aan te denken dat onze oude mens met Christus is gekruisigd. Zodra hoogmoed of gemakzucht zich willen laten gelden in ons leven, moeten we kijken naar Christus en Zijn werk aan het kruis. Alleen zo krijgt het vlees geen kans zich te laten gelden.

De volgende vijanden die worden verslagen, zijn de Syriërs. Deze vijanden proberen aan de uiterste grenzen van Gods volk het gezag van David te ondergraven. David gaat erheen om zijn gezag te handhaven. Wat God als grens voor Zijn volk heeft gegeven, de Eufraat (Gn 15:18), daar tracht de vijand het gezag te herkrijgen. De geestelijke les is dat er machten zijn die de grenzen, die God in Zijn Woord heeft gegeven, in bezit trachten te nemen. Daarbij kunnen we bijvoorbeeld denken aan de begrenzing van het huwelijk als het enige gebied dat God heeft gegeven waarbinnen seksualiteit kan worden beleefd zoals Hij het heeft bedoeld.

De Syriërs bestaan uit twee groepen. Dat lezen we in Psalm 60, een psalm die David heeft gedicht naar aanleiding van de strijd die hier wordt beschreven. David begint met “de Syriërs van Zoba” (2Sm 8:3-4; Ps 60:2). Als hij naar de grens van zijn rijk aan de Eufraat gaat, vindt hij de koning van Zoba op zijn weg. Deze koning claimt het bezit van de landen die aan Israël toekomen. Zij zijn door de belofte van God aan Abraham en zijn zaad toegewezen. David verslaat hem, ontneemt hem zijn wagens en neemt veel ruiters en voetvolk gevangen. Ook snijdt hij van veel paarden de hielpezen door en maakt ze op die manier kreupel en onbruikbaar voor de strijd.

David rekent ook af met de Syriërs van Damascus die de koning van Zoba te hulp zijn gekomen. Ze doen dit tot hun eigen verderf. Al het samenspannen tegen de HEERE en Zijn gezalfde maakt het oordeel over hen slechts eenvoudiger. De vijanden van God worden in de eindtijd ook door een onzichtbare macht samengevoegd om gezamenlijk in één ogenblik volledig te worden verdelgd (vgl. Js 8:9). Velen van de Syriërs worden door David gedood. Hij verovert daardoor eenvoudig Damascus en maakt er een garnizoensstad van.

David overwint omdat de HEERE hem de overwinning geeft (2Sm 8:6; 14). Het is goed te beseffen dat in onszelf geen kracht is om welke vijand dan ook te overwinnen.

Oorlogsbuit van David

Omdat David Hadadezer heeft verslagen, is er vreugde bij Toï, de koning van Hamath. Het verslaan van vijanden heeft een rijkere uitwerking dan alleen een persoonlijke vreugde. Zoals falen kwalijke gevolgen heeft voor anderen (2Sm 6:7), zo heeft een overwinning in de kracht van God een goede uitwerking voor anderen.

Toï komt niet gedwongen, maar vrijwillig. In het vrederijk zullen koningen en rijken met een ijzeren roede worden onderworpen, terwijl anderen zich vrijwillig onderwerpen aan de heerschappij van de Heer Jezus (Ps 18:44-46). Ze zijn Hem dankbaar dat Hij hun vijanden heeft verslagen. Toï brengt voorwerpen van materialen die David kan gebruiken bij de bouw van de tempel.

David heiligt alles wat hij in de diverse oorlogen buitmaakt voor de HEERE (2Sm 8:11). Alles wordt bestemd voor het bouwen van de tempel (1Kn 7:51). Dat de tempel gebouwd wordt van de buit en de geschenken van heidense volken toont Gods goedgunstigheid tegenover de heidenen. Het huis van God zal dan ook “een huis van gebed genoemd worden voor alle volken” (Js 56:7). We zien ditzelfde met betrekking tot het nieuwe Jeruzalem. We lezen van “de koningen van de aarde” dat zij ”hun heerlijkheid tot haar” brengen (Op 21:24; vgl. Mi 4:13b).

Als iemand door de genade van de Zoon van David overwonnen wordt, moet alles wat eerst tot eigen eer heeft gediend, vanaf dat ogenblik worden gebruikt om Hem te verheerlijken. Daarvoor moet het geheiligd worden, dat wil zeggen bewust die bestemming krijgen en niet meer worden gebruikt tot eigen verheerlijking (vgl. Js 23:18; Mi 4:13b). Dat kan alleen als alles wordt gezien in het licht van het kruis.

Copyright information for DutKingComments