2 Thessalonians 1:6-7

Verdrukten en verdrukkers

2Th 1:4. Het moet de Thessalonicenzen goed hebben gedaan dat Paulus in hen een aanleiding ziet om over hen te roemen in andere gemeenten van God. Ze lopen niet zelf te koop met hun geweldige inzet voor de Heer. Dat zou ook ongepast zijn (Sp 27:2). Ze zullen hun eigen zwakheid gekend hebben. Misschien ken jij ook wel van die mensen die de mond vol hebben over hun geweldige leven met de Heer. Ze hangen indrukwekkende verhalen op over hun geestelijke gezindheid en de bijzondere dingen die de Heer hun laat zien. Het is pure hoogmoed.

Paulus wil de gelovigen bemoedigen en niet vleien (1Th 2:5). Het is goed om gelovigen te bemoedigen die het zwaar te verduren hebben – en dat is wel het geval bij de Thessalonicenzen. De Thessalonicenzen worden vervolgd en verdrukt. Bij “vervolgingen” moet je eraan denken dat de vervolgden worden opgejaagd, dat hun geen plaats van rust wordt gegund. “Verdrukkingen” is het lichamelijke en geestelijke lijden dat zij van hun vervolgers ondervinden. Op het moment dat Paulus dit schrijft, ondergaan zij dit lijden. Je ziet dat aan het woord “verdraagt”. Dat staat in de tegenwoordige tijd.

Als ik probeer hierover iets te zeggen, voel ik me klein en daarvoor eigenlijk onbekwaam. Ik leef in een werelddeel waar dit (nog?) niet wordt gevonden. Wat weet ik van vervolging en verdrukking? Paulus weet wel waarover hij spreekt (1Ko 4:12). Hij kan naast hen gaan staan als een “broeder en mededeelgenoot in de verdrukking” (Op 1:9). Toch zullen ook wij verdrukking ondervinden als wij echt voor de Heer willen leven (2Tm 3:12).

Hij kan spreken over hun “volharding en geloof”. Deze twee horen bij elkaar. Aan de ene kant is ‘volharding’ het gevolg van beproefdheid van het geloof (Jk 1:3). Aan de andere kant is ‘geloof’ nodig om te volharden. Deze combinatie kom je ook tegen in Openbaring 13 (Op 13:10). Daar gaat het ook om een tijd waarin het geloof zwaar op de proef wordt gesteld vanwege vervolgingen.

De roem over hun volharding en geloof komt door deze brief ook in de gemeenten van God die er vandaag zijn. De volharding en het geloof van de Thessalonicenzen zijn daardoor nog steeds een stimulans voor jou en mij en voor de plaatselijke gemeente waar we ons bevinden. Je ziet dat het mogelijk is om staande te blijven, ook al ben je misschien nog jong in het geloof.

Hoewel we niet te maken hebben met het soort heftige vervolging waaraan de Thessalonicenzen blootstonden, is het toch goed en belangrijk om te weten waarom God toelaat dat Zijn kinderen worden vervolgd. Er zijn namelijk verkeerde conclusies mogelijk die het geloofsleven ernstig schade berokkenen. Je hebt misschien wel eens gehoord – mogelijk heb je het zelf wel eens gedacht – dat iemand die iets erg overkomt, wel gezondigd moet hebben en daarom dat erge als Gods straf daarover krijgt.

In zulke gevallen is er toch wel een verkeerd beeld van de manier waarop God met Zijn kinderen omgaat. Dat is het beeld dat de vrienden van Job hebben als ze zijn lijden zien. Zij menen dat zijn lijden het gevolg is van zonden die hij moet hebben gedaan. Aan het einde van het boek Job kun je lezen hoe God hun opvattingen beoordeelt (Jb 42:7-8). Ik wil hiermee niet zeggen dat lijden nooit het gevolg van een gedane zonde kán zijn. Ik wil alleen zeggen dat het ons niet toekomt de oorzaak te verklaren van het lijden dat over iemand komt.

2Th 1:5. Het lijden dat de Thessalonicenzen ondergaan, is het tegendeel van Gods boosheid. Het is juist een bewijs van Gods welgevallen in hen. Hij acht hen Zijn koninkrijk “waard”. Het koninkrijk is als het ware de beloning voor hen die in trouw God dienen in een tijd dat van Zijn koninkrijk in openbare heerlijkheid nog niets te zien is.

Het lijden is Gods eerbetoon aan hen. De verdrukkingen zijn het bewijs dat God aan hun kant staat. Anders zou de satan het helemaal niet de moeite waard vinden hen te vervolgen. Vervolging hoort juist bij het ingaan in het koninkrijk (Hd 14:22). Het is altijd: eerst lijden en daarna heerlijkheid (Lk 24:26; 1Pt 1:11).

2Th 1:6. Nu Paulus de werkelijke betekenis van de verdrukking heeft uitgelegd, wijst hij op het grote verschil tussen de verdrukten en verdrukkers nu en straks bij de komst van de Heer Jezus. God oordeelt rechtvaardig. Dat ziet zowel op het feit dat bij Hem geen aanzien des persoons is als op het feit dat Hij op een volmaakt rechtvaardige wijze het onderscheid ziet tussen de verdrukten en de verdrukkers. Hij kent volmaakt ieders omstandigheden en verantwoordelijkheid.

Het lijkt erop dat de verdrukkers ongehinderd hun gang kunnen gaan. Als je maar niet denkt dat God dit ontgaat. Wanneer Hij de zaak in handen neemt, zal Hij verdrukking vergelden aan hen die Zijn kinderen hebben verdrukt. Dat betekent dat de dag van de Heer nog niet aangebroken kan zijn. Denk je dat er nog sprake kan zijn van mensen die Gods kinderen kwaad doen als God Zijn rechten laat gelden? Zolang goddelozen de overhand hebben, kan er geen sprake zijn van de dag van de Heer.

2Th 1:7. Wanneer de Heer Jezus geopenbaard wordt, wanneer Hij verschijnt, met in Zijn gezelschap “de engelen van Zijn kracht”, zullen de rollen omgedraaid zijn. De verdrukkers krijgen de straf die bij hun daden past en de verdrukten krijgen rust. Die rust breekt aan wanneer de Heer Jezus alle tegenstand heeft neergeslagen. ‘De engelen van Zijn kracht’ vergroten de majesteit van Zijn optreden. Het zijn engelen door wie Hij Zijn kracht uitoefent (Ps 103:20).

Iedere verdrukker zal verbleken bij die aanblik. Iedere verdrukte zal opgelucht ademhalen. Dan zijn vervolgingen en verdrukkingen voorbij, zonder dat de kans op herhaling bestaat. Voor de vervolgde en verdrukte gelovige begint een rust die nooit meer verstoord zal worden. Dat komt omdat die rust verankerd ligt in en verzekerd wordt door de Heer Jezus.

Paulus zag ernaar uit om die rust samen met zijn verdrukte geliefden in Thessalonika te genieten. Hij en zij en alle ontslapen gelovigen zijn de rust ingegaan. Dat zal ook het geval zijn met ons als de Heer komt voor de gemeente. Daarover heeft Paulus in zijn eerste brief aan hen geschreven (1Th 4:15-17).

In een soort tussenzin heeft Paulus de Thessalonicenzen gewezen op de rust die voor hen en hem in het verschiet ligt. Nu gaat hij verder met wat de komst van de Heer Jezus voor de verdrukkers zal betekenen. Dat is zijn eigenlijke onderwerp, want de Thessalonicenzen vragen zich af hoe ze de verdrukking die ze ondergaan, moeten zien. Door dwalingen die onder hen circuleren, heeft de gedachte postgevat dat de dag van de Heer is aangebroken. Die dag gaat immers met verdrukking en benauwdheid gepaard? En dat ondervinden ze toch aan den lijve?

Wel, zegt Paulus, als de Heer Jezus komt, zal dat zeker met verdrukking en benauwdheid gepaard gaan, maar niet voor jullie! De openbaring van de Heer Jezus zal een verschrikking betekenen voor hen die jullie nu vervolgen. Het “vlammend vuur” dat Hem begeleidt, is niet voor jullie bestemd, maar voor jullie vervolgers en verdrukkers. Het vuur is het instrument van Zijn oordeel (Lv 10:2; Ps 97:3). Zijn verterend vuur zal hen als Zijn wraak treffen. Hij heeft beloofd dat Hij dat zal doen, toen Hij zei jezelf niet te wreken (Rm 12:19). Laat het ook voor jou een aansporing zijn om kwaad dat je wordt aangedaan niet te wreken.

Je leest in het Oude Testament dat “de HEERE zal komen in vuur” (Js 66:15). Hier lees je dat van de Heer Jezus. Het is weer een bewijs dat de Heer Jezus Dezelfde is als de HEERE, Jahweh, in het Oude Testament. Het laat tevens zien dat God, Die een verterend vuur is (Hb 12:29), Zijn oordeel uitoefent door Zijn Zoon (Hd 17:31; Jh 5:27).

Toen de Heer Jezus de eerste keer op aarde verscheen, was dat als een hulpeloze Baby. Hij werd ook niet vergezeld door een indrukwekkend leger. Ja, er was bij Zijn geboorte wel een menigte engelen aanwezig, maar die stond niet met getrokken zwaard om het Kind te beschermen. De engelen deden iets anders: zij prezen God (Lk 2:13-14). Als de Heer Jezus voor de tweede keer op aarde verschijnt, zal er niets van zwakheid en kwetsbaarheid te zien zijn. Integendeel. De kribbe is veranderd in vlammend vuur. De engelenmenigte die God looft, is veranderd in een leger dat wraak komt brengen.

Lees nog eens 2 Thessalonicenzen 1:4-7.

Verwerking: Hoe ervaar jij ‘het rechtvaardig oordeel van God’?

Copyright information for DutKingComments