2 Thessalonians 2:8-9

De wetteloze

2Th 2:5. In de voorgaande verzen heeft Paulus niet veel meer gedaan dan de gelovigen in Thessalonika herinneren aan wat hij hun eerder heeft verteld. Dit onderwerp hoort blijkbaar bij de basisuitrusting van iedere gelovige. Hij zal er niet diep op zijn ingegaan, want hij is maar kort bij hen geweest. Toch wijst hij op wat hij toen heeft gezegd en wil daardoor hun geheugen opfrissen.

Het is ook niet zo, dat Paulus dit onderwerp een keer zo tussen neus en lippen heeft genoemd. Je ziet dat in het Nederlands niet, maar hij zegt dat hij het er herhaaldelijk over heeft gehad. Daardoor ligt er een ondertoon van berisping in. Wel vriendelijk, maar toch. Als ze zouden hebben begrepen wat hij had gezegd, waren de moeilijkheden die ze nu hadden met hun omstandigheden er niet geweest. Door de ‘vergeetachtigheid’ van de Thessalonicenzen kunnen wij in elk geval nu ook nut hebben van het onderwijs over de toekomst.

2Th 2:6-7. Dan gaat Paulus verder met zijn onderwijs. Daarbij sluit hij aan op de kennis die hij aanwezig veronderstelt. Ze weten dat de openbaring van de antichrist wordt tegengehouden. Dit tegenhouden gebeurt door een “wat” (2Th 2:6) en een “Hij” (2Th 2:7). Er is ‘iets’ wat tegenhoudt en ‘iemand’, een persoon, die tegenhoudt. De vraag is, waar we bij ‘wat’ en ‘Hij’ aan moeten denken, wat ermee wordt bedoeld. Verschillende uitleggers hebben verschillende oplossingen aangedragen. Ik zal je vertellen welke mij het meest aanspreekt en waarom.

“Wat hem tegenhoudt”, is de gemeente. Paulus heeft verteld dat, zolang de gemeente op aarde is, de dag van de Heer niet aangebroken kan zijn. Hij heeft ook verteld dat, voordat de dag van de Heer aanbreekt, eerst de afval moet komen die samenhangt met het openbaar worden van de antichrist. De aanwezigheid van de gemeente op aarde betekent dat er nog geen algehele loochening van God en Christus is.

“Hij Die nu tegenhoudt”, is de Heilige Geest. Dat het om de Heilige Geest gaat, is voor mij duidelijk omdat erachter staat “totdat Hij wordt weggenomen”. Als de gemeente wordt opgenomen, wordt ook de Heilige Geest weggenomen. Zal Hij dan niet meer op aarde aanwezig zijn? Jazeker, maar niet meer op dezelfde manier als toen de gemeente op aarde was. Toen woonde Hij in de gemeente. Op de Pinksterdag, bij de uitstorting van de Heilige Geest, is Hij in de gelovigen komen wonen.

Vóór die tijd werkte Hij op aarde. Daarover lees je al in de eerste verzen van de Bijbel (Gn 1:2). Elk werk van God op aarde gebeurde, en gebeurt nog steeds, door de Heilige Geest. Maar pas nadat de Heer Jezus na het volbrengen van het werk op het kruis naar de hemel is gegaan, is de Geest op aarde komen wonen (Jh 7:39). Hoe dat is gebeurd, kun je lezen in Handelingen 2 (Hd 2:1-4). Zijn komst op aarde betekende het ontstaan van de gemeente. Zijn woonplaats is de gemeente (1Ko 3:16; Ef 2:22). Je ziet hoezeer de gemeente en de Heilige Geest met elkaar verbonden zijn.

Door de aanwezigheid op aarde van zowel de gemeente als de Heilige Geest wordt de volle openbaring van het kwaad nog tegengehouden. Een voorbeeld van dat tegenhouden is het mislukken van spiritistische dingen wanneer er een biddende gelovige aanwezig is. Wat ook wel gebeurt, is dat een goddeloos of zedeloos gesprek ophoudt als een toegewijde gelovige zich bij de praters voegt, die bij hen ook zo bekend is.

Dit ‘tegenhouden’ houdt op als de gemeente wordt opgenomen. En als de gemeente wordt opgenomen, kan het niet anders of ook de Heilige Geest verlaat de aarde. De gemeente is Zijn woonplaats tot in eeuwigheid. Een bewijs daarvan vind je in wat de Heer Jezus van de Heilige Geest heeft gezegd, namelijk dat Hij met, bij en in de gelovigen zal zijn tot in eeuwigheid (Jh 14:15-17). Als de gemeente is opgenomen, woont de Heilige Geest niet meer op aarde. Wat Zijn werk betreft, dat zal dan weer zo zijn als in de tijd voordat de gemeente op aarde was.

De volle openbaring van het kwaad wordt nog tegengehouden, maar “de verborgenheid van de wetteloosheid werkt al”, die is al aan het werk. Het is voor hen die er blind voor zijn, de ongelovigen, nog een ‘verborgenheid’. De ongelovigen werken zelfs massaal mee aan de wetteloosheid. Voor jou hoeft dit geen verborgenheid te zijn. Je mag tot je nemen wat Paulus hier over dit verschijnsel zegt. Dat helaas voor heel wat gelovigen dit toch nog een verborgenheid is, komt doordat zij de Schrift niet lezen. Als je de Schrift wel leest, hoeft de toenemende wetteloosheid je niet te verbazen.

Bij wetteloosheid moet je niet denken aan het overtreden van de wet. Wetteloosheid gaat veel verder. Wetteloosheid is het wezen van de zonde, want “de zonde is de wetteloosheid” (1Jh 3:4). Het is het volledig negeren van enige vorm van gezag. Is dat niet wat je om je heen waarneemt? Merk je niet dat de mens steeds meer autonoom, onafhankelijk, zelfstandig wil zijn? Hij is steeds minder bereid zich aan gezag te onderwerpen en zeker niet aan Gods gezag.

2Th 2:8. Dit werk van ‘de verborgenheid van de wetteloosheid’ gaat door tot de mens van de zonde, de wetteloze, zich volledig kan openbaren. Laat je niet misleiden door stemmen die je willen laten geloven dat de wereld door het evangelie voor Christus zal worden gewonnen. Dat is een grote dwaling. Je leest hier hoe de toekomst van de wereld er uitziet.

Dat betekent niet dat je het evangelie niet zou moeten brengen. Het is er juist een aansporing toe. Het evangelie is echter op de enkeling gericht, niet op de massa. Zoals gezegd, valt de massa af, keert zich in opstand tegen God en aanbidt de antichrist.

“En dan”, zo begint 2Th 2:8. Dat wil zeggen: op dit tijdstip en niet eerder. “En dan zal de wetteloze geopenbaard worden.” De wetteloosheid, die al in het verborgen werkt, zal op dat moment in een persoon gestalte krijgen. Het is hetzelfde als Johannes schrijft over de vele antichristen, terwijl er toch slechts één dé antichrist is (1Jh 2:18). Alles verloopt volgens Gods plan. Daaraan kunnen de satan en zijn demonen niets veranderen. Nee, het is zelfs zo, dat zij tegen wil en dank meewerken aan de uitvoering ervan.

Als de wetteloze eenmaal geopenbaard is, zal een tijd van ongekende verschrikking op aarde aanbreken. Over zijn schrikbewind lees je hier niets. Dat kun je lezen in het boek Openbaring. Hier lees je kort, en daardoor indrukwekkend, zijn roemloze, vernederende en afschuwelijke einde. Hij komt niet aan zijn einde door het onderspit te delven in een gevecht op leven en dood. De Heer Jezus zal hem persoonlijk verteren door niets anders dan de adem van Zijn mond (vgl. Js 11:4). Je mag hierbij ook denken aan Zijn woord, een machtswoord (Ps 33:6; Op 1:16).

Stel je voor: Daar heb je de wetteloze mens die zichzelf boven alles verheft en zichzelf God maakt in plaats van aan God onderworpen te zijn. Deze opgezwollen, brallende lasteraar wordt door een eenvoudige handeling – maar o, hoe vol kracht! – verteerd. En door Wie? Door de Mens Die Zichzelf eerst op aarde vernederd heeft en gehoorzaam is geworden tot de dood en Die daarna door God is verheerlijkt en aller Heer is geworden. Zijn verschijning, dat wil zeggen als Hij zichtbaar op aarde komt, betekent het einde van de wetteloze.

“Verteren” en “tenietdoen” betekenen niet het einde van zijn bestaan. Deze woorden geven aan dat het is afgelopen met zijn positie en de uitoefening van gezag. In Openbaring 19 zie je hoe dat zal gaan. Daar wordt de wetteloze “de valse profeet” genoemd. Samen met het beest, dat is de dictator van het herstelde Romeinse rijk (het verenigd Europa), wordt hij zonder vorm van proces levend in de poel van vuur geworpen (Op 19:20).

Deze twee monsterachtige personen zullen als eersten in de hel zijn. Zij zijn daar ook de enigen tijdens de duizend jaar van vrede die op aarde zullen volgen na hun veroordeling. Als de duizend jaar voorbij zijn, zal vervolgens de duivel erin worden geworpen (Op 20:10) en ten slotte alle ongelovigen (Op 20:11-12; 15).

Lees nog eens 2 Thessalonicenzen 2:5-8.

Verwerking: Noem situaties waarin blijkt dat de verborgenheid van de wetteloosheid al werkt.

Zij die verloren gaan

2Th 2:9. In deze verzen vertelt Paulus nog enkele bijzonderheden over de antichrist. De antichrist is niet alleen goddeloos en op zichzelf gericht, hij is ook de grote misleider. Door het laten zien van “allerlei kracht en tekenen en wonderen” weet hij allen te misleiden die geen leven uit God hebben.

God geeft deze waarneembare uitingen ook. Je kunt ze zien in het leven van de Heer Jezus en Zijn apostelen en in de eerste gemeente (Hd 2:22; Rm 15:19; 2Ko 12:12; Hb 2:4). De antichrist is ook hierin een grote na-aper van de Heer Jezus. De bron waaruit hij zijn vertoningen haalt, is de leugen. Dat wil zeggen dat de satan zijn inspirator is, want de satan is de vader van de leugen (Jh 8:44). De satan doet alles om mensen te misleiden.

Het is belangrijk om te bedenken dat wat in die begintijd tot zegen voor de gelovigen is, dient tot onderstreping van het Woord van God. Het Woord van God is dan nog niet compleet. Nu het compleet is, hebben we geen bevestiging meer nodig door tekenen en wonderen.

We leven in de periode van geloof, niet van zien (2Ko 5:7). God vraagt van ieder mens geloof in Zijn Woord. Je weet dat de periode van geloof op zijn einde loopt. We leven in de laatste dagen. De komende afval tekent zich steeds scherper af. Een teken daarvan is de afnemende belangstelling voor Gods Woord. Dat mensen massaal de Nieuwe Bijbelvertaling kopen – ik schrijf dit als die vertaling net is verschenen –, is geen bewijs van een opwekking. Eerder is het een voorzien in de behoefte aan het spirituele. Je kunt hem naast de koran lezen. Het taalgebruik is aangepast aan de eis van de tijd. En welke tijd is dat ook alweer? Juist, de eindtijd.

Kijk maar om je heen. De vraag naar zichtbare en tastbare elementen als een hulp voor de geloofsbeleving neemt hand over hand toe. Christenen, waaronder zelfs echte, gaan steeds meer belang hechten aan vormen en relikwieën. Het plaveit het pad waarlangs ‘kracht en tekenen en wonderen’ de belijdende gemeente kunnen binnenkomen. De geest van de antichrist is hard aan het werk.

Films, waarin zogenaamde goede of witte magie wordt gebruikt om het kwade te overwinnen, worden massaal bekeken. Zulke films worden aan christenen ‘verkocht’ als inspirerend tot het doen van het goede. Wat een misleiding! Het tegengestelde effect wordt bereikt: christenen worden verkocht aan de magie! En laat duidelijk zijn dat er niet zoiets bestaat als goede of witte magie. Magie komt van de leugen.

2Th 2:10. De satan gebruikt “allerlei bedrog van de ongerechtigheid”. Niets is hem te gek. Alles wat zijn doel dient, is bruikbaar. Er is geen spoortje oprechtheid aanwezig. Absoluut gewetenloos zal hij mensen manipuleren en met zich meeslepen in het verderf. Dat is zijn doel omdat hij meent daarmee God het meest te treffen. Maar ook hier blijkt dat hij God niet kent.

Zijn bedrog vindt alleen gretig ingang bij “hen die verloren gaan”. Dat zijn de mensen voor wie het woord van het kruis dwaasheid is (1Ko 1:18). Het evangelie, de waarheid, wordt hun aangeboden, maar ze wijzen het als belachelijk van de hand. Er is geen liefde voor de waarheid. Ze willen hun hart er niet voor opendoen, de prediking doet hun niets. Ze willen niet behouden worden.

2Th 2:11. “En daarom”, je kunt ook zeggen ‘op grond daarvan’, zal God ervoor zorgen dat ze de leugen geloven. Je ziet dat ze het aan zichzelf te wijten hebben. Hun houding tegenover de waarheid is er de schuld van dat ze verloren gaan. God wil hen behouden (1Tm 2:4), maar zij willen niet. Hij heeft hen vele malen door Zijn dienaren gesmeekt om zich met Hem te laten verzoenen (2Ko 5:20), maar ze wijzen Hem af, telkens weer. Ze gaan verloren omdat ze het evangelie niet hebben gehoorzaamd (2Th 1:8) en niet hebben aangenomen, zoals de Thessalonicenzen en jij dat wel hebben gedaan (1Th 1:6; 1Th 2:13).

Het gaat om mensen aan wie de weg tot behoud is voorgesteld, maar die niet zijn gegaan. Het gaat niet om mensen die het evangelie nog nooit hebben gehoord. Dat betekent dat dit oordeel van verharding vooral over onze westerse wereld komt, waar het woord van het evangelie zo helder heeft geklonken. Hoewel ze nog niet gestorven zijn, zal het te laat zijn om zich nog te bekeren. Ze hebben hun tijd voorbij laten gaan, evenals de farao (Jr 46:17). Het oordeel van verharding treft de heidenen (Rm 1:22-32), treft Israël, met uitzondering van een overblijfsel (Rm 11:25), en treft hier de christenheid na de opname van de gelovigen.

Wat er na de opname van de gemeente als christenheid overblijft, is een Christusloze christenheid. De christenheid bestaat dan uit mensen die hun belijdenis als christen handhaven zonder enige binding met de Christus van God te hebben. Ze zijn een gemakkelijke prooi voor de werking van de dwaling die God dan zal zenden.

Het zal hun dan onmogelijk worden gemaakt zich alsnog te bekeren. Na de opname van de gemeente is er geen gelegenheid meer voor hen die vóór dat moment de waarheid niet hebben geloofd. Voor hen die eens het evangelie hebben gehoord en hebben afgewezen, is er na de opname van de gemeente geen tweede kans! De waarheid hebben ze niet willen geloven, daarom zullen ze de leugen geloven.

God maakt gebruik van de satan om het oordeel uit te voeren dat Hij heeft vastgesteld. God is vrijmachtig in Zijn gebruik van de satan en zijn demonen. Hij heeft gebruikgemaakt van de satan om Zijn dienaar Job te beproeven. Hij heeft gebruikgemaakt van een leugengeest om Achab te verleiden, om deze in de strijd te laten sneuvelen (1Kn 22:19-23).

2Th 2:12. De vergelding die God over mensen brengt, houdt nauw verband met de overtreding die is begaan (Ez 14:9). Hebben deze mensen de voorkeur gegeven aan de leugen van de duivel, boven de liefde tot de waarheid? Dan zal God ervoor zorgen dat ze de leugen van de duivel omhelzen tot hun eigen oordeel. De leugen die ze zullen geloven, is de bewering van de antichrist dat hij God is (2Th 2:4). Je ziet hoe vandaag God steeds verder uit de samenleving wordt gebannen en de mens steeds meer centraal komt te staan. Wel, straks zal de bewondering van de mens voor de mens zijn niet terug te draaien voltooiing krijgen als de mens al zijn hulde aan de mens van de zonde brengt.

Dit komt ervan als de waarheid niet wordt geloofd. Het gaat om geloof in de waarheid. Dat is niet een zaak van het verstand, maar van het hart. Daarom las je eerder van ‘liefde’ voor de waarheid. Liefde is iets van het hart. De waarheid is dan ook geen theoretische, theologische kennis van het hoofd, maar een relatie met een persoon. Die Persoon is de Heer Jezus.

Hij is de waarheid (Jh 14:6). Wil je de waarheid over God weten? Dan leer je die kennen als je je met Hem bezighoudt. Wil je de waarheid weten over wat de mens is? Dan moet je kijken naar Hem. Wat een mens moet zijn voor God, zie je in Hem. Wat de mens als zondaar is, ontbreekt bij Hem volkomen. Elke daad, elk woord, elke gedachte van God wordt in Hem volmaakt zichtbaar en is tevens de toets voor alles wat jij als mens doet, zegt en denkt.

Wie de waarheid niet gelooft, daar geen innerlijke verbinding mee heeft en daar geen liefde voor voelt, legt zijn eigen normen aan. Dat zijn per definitie normen die de zondige mens laten leven zoals hij graag wil. Uit een dergelijk leven blijkt “een welgevallen … in de ongerechtigheid”. Die mens kiest weloverwogen en bewust voor het voldoen aan de verlangens van het eigen ‘ik’. Wat God wil en wat tot eer is van de Heer Jezus, komt niet in hem op. Gods oordeel over hem is rechtvaardig.

Lees nog eens 2 Thessalonicenzen 2:9-12.

Verwerking: Wat doe jij met wat je hier hebt geleerd over de vreselijke toekomst van de ongelovigen?

Copyright information for DutKingComments