2 Timothy 2:19-22

Het vaste fundament van God

2Tm 2:13. Bij het verloochenen kun je spreken over een verloochenen dat door mensen gebeurt en een verloochenen dat door de Heer gebeurt (al is het met een verschil in betekenis). Dat kan bij ontrouw niet. Wij mensen kunnen ontrouw zijn, maar de Heer kan niet ontrouw zijn. Hij kan mensen verloochenen die Hem verloochenen, maar Hij kan Zichzelf niet verloochenen. Hij kan niet ontrouw worden aan Zichzelf. Hij kan niet handelen in tegenspraak met Wie Hij is als de Heilige en Rechtvaardige. Hij kan niet met ons meegaan als wij ontrouw zijn.

Als wij ontrouw zijn, zal Hij ons in Zijn trouw met gepaste maatregelen tegenkomen om ons weer terug te brengen op de weg van gehoorzaamheid aan Hem. Dat kunnen pijnlijke maatregelen zijn. In elk geval zijn het maatregelen die ons verootmoedigen omdat God ons tot inkeer en belijdenis wil brengen. Dan kan Hij ons in diezelfde trouw aan Zichzelf weer zegenen, want dat is wat Hij voor ons op het oog heeft.

2Tm 2:14. Wat Paulus in de voorgaande verzen heeft gezegd, moet Timotheüs de gelovigen in herinnering brengen. Deze bijzondere aspecten van de waarheid moet hij zijn hoorders inprenten, en dat niet eenmalig, maar telkens weer. Verder moet Timotheüs de gelovigen krachtig waarschuwen goed op hun woorden te letten. Hij moet zijn waarschuwing extra kracht bijzetten door erop te wijzen dat al hun woorden wel naar elkaar, maar ook voor Gods aangezicht uitgesproken worden.

Het bewustzijn dat God Getuige is van wat wij zeggen, zal ons voorzichtig maken in onze uitspraken. Dan zullen we niet snel verleid worden tot het voeren van een woordenstrijd. Woorden zijn belangrijk in het helder uitleggen van de waarheid. Als er echter strijd ontstaat vanwege gebruikte woorden, zal het resultaat de ondergang van de hoorders zijn. Het doel van elke dienst is dat de hoorders er nut en voordeel van hebben en niet dat het hun schade berokkent of zelfs hun hele geloofsleven verwoest.

2Tm 2:15. Om zelf staande te blijven en niet meegetrokken te worden in bijvoorbeeld een woordenstrijd moet je je beijveren om jezelf beproefd aan God voor te stellen. Het gaat erom dat God jou kan zien als iemand die ondanks voortdurende beproeving Hem toch trouw is gebleven. Dat komt je niet aanwaaien, maar vraagt van jou dat je je daarvoor zorgvuldig en gedisciplineerd inzet.

Als voor jou alleen belangrijk is wat de Heer van je vindt, zul je “een arbeider” zijn “die zich niet hoeft te schamen”. Met een ‘arbeider’ wordt niet een bijzondere positie aangeduid. Het gaat om mensen die zich inzetten en zich inspanningen willen getroosten om de gelovigen te dienen. Als jij je daarvoor ook wilt inzetten, zul je geen reden hebben om je te schamen, want je arbeid zal niet tevergeefs of waardeloos zijn.

“Het Woord van de waarheid” is het totaal van de door God gegeven openbaring in Zijn Woord. Het ‘recht snijden’ ervan wil zeggen, dat er bij het uitleggen van de waarheid een rechte koers door de Schrift heen wordt gevolgd. De waarheid wordt dan evenwichtig uitgelegd. Het woord voor ‘recht snijden’ werd bijvoorbeeld gebruikt door architecten bij het ontwerpen van een gebouw. Ieder deel werd daarbij op de juiste plaats gezet, waarbij de gronddelen in de juiste verhouding tot de wanden moesten staan.

Hieruit blijkt hoe belangrijk het is dat elk deel van het Woord van God zijn juiste samenhang en plaats gegeven wordt. Er vindt geen overaccentuering van de ene waarheid ten koste van andere waarheden plaats, maar de harmonie tussen de verschillende delen van de waarheid wordt aangetoond. Als wet en genade met elkaar worden verbonden of als Joodse gebruiken in de christelijke eredienst worden ingevoerd, wordt de waarheid niet recht gesneden.

2Tm 2:16. Als je op deze manier met Gods Woord omgaat, zul je er geen moeite mee hebben om ongoddelijk gezwets te herkennen en je daaraan te onttrekken. Er wordt niet van je gevraagd te proberen om die zwetsers op andere gedachten te brengen. Het is verspilde energie en je stelt je bloot aan hun verderfelijk gezwets. Het is niet ondenkbaar dat je erdoor wordt beïnvloed.

2Tm 2:17. Deze mensen komen niet tot inkeer, maar maken het integendeel steeds bonter. Ze zijn niet tot staan te brengen. “Hun woord zal als kanker voortwoekeren.” Het woord ‘voortwoekeren’ is letterlijk ‘weide vinden’, als in Johannes 10 (Jh 10:9). Hun woord is niet alleen hun leer als dwaalleer, maar in hun hele spreken komt hun verkeerde denken naar voren. Wat zij zeggen, werkt net als zuurdeeg: het tast alles aan waarmee het in aanraking komt. Zo grijpt dit virus van hun kwaadaardige woorden om zich heen en breidt het zich onstuitbaar uit. Vandaar de opdracht je eraan te onttrekken, je er niet mee in te laten.

Weer noemt Paulus twee namen. In 2 Timotheüs 1 heeft hij twee namen genoemd van mensen die zich van hem hadden afgewend (2Tm 1:15).

2Tm 2:18. De namen die hij nu noemt, betreft mensen “die van de waarheid zijn afgeweken”. Hun dwaling is dat zij beweren dat de opstanding van de gelovigen al had plaatsgevonden. Ze loochenen de opstanding niet, maar ze verklaren die als iets wat al is gebeurd en dus geen toekomstige gebeurtenis is. Deze dwaling betekent dat je al volmaakt bent, dat je niet meer kunt zondigen en dat je de wereld voor jezelf kunt opeisen. Verder betekent het ook dat het over en uit is als je sterft. De opstanding heeft immers al plaatsgehad?

Om niet in de strik van welke dwaling dan ook te geraken is het noodzakelijk dat je Gods Woord leest en het kent. Met mensen die dingen verkondigen die het werk van de Heer Jezus en de resultaten daarvan verminken door er eigen redeneringen aan te verbinden, mag je je niet inlaten. Zij laten zich gebruiken door de duivel die er altijd op uit is om Gods Woord te verdraaien en zo van zijn ware betekenis te ontdoen. Het zijn mensen “die het geloof … omverwerpen” van onstandvastige zielen, mensen die zelf niet biddend de Bijbel lezen om daardoor hun gemeenschap met God te beleven.

2Tm 2:19. Deze dienaars van de duivel, die zich onder de christenen bevinden, zijn niet altijd direct herkenbaar. Soms vraag je je af: Heb ik nu met een kind van God te doen of niet? Veel van wat gezegd wordt, klinkt zó vertrouwd, zó bijbels, dat je het graag wilt aannemen als een verrijking van je geloofsleven. Vaak klinkt het ook heel mooi.

Toch zijn er ook uitspraken of leringen die je het gevoel geven dat er iets niet klopt, of waarvan je moet zeggen dat het niet in overeenstemming met de Bijbel is. Je constateert een zekere vermenging. Je hoort mooie dingen en je hoort vreemde of zelfs verkeerde dingen. Deze verwarring is de christenheid binnengekomen omdat de christenen niet waakzaam zijn gebleven, waardoor de duivel de kans heeft gekregen om verkeerde elementen in te voeren (Mt 13:24-25; 37-39).

Hoe moet je daarmee omgaan? Je wilt niemand vals beschuldigen, maar je wilt je vooral niet blootstellen aan dwaalleer. Je wilt van een ander leren, maar je wilt die ander dan wel kunnen zien als een echt kind van God die gezond in de leer van Gods Woord is. Je wilt met gelovigen gemeenschap hebben, maar je wilt geen gemeenschap met het kwaad hebben. De gemeenschap met de Heer gaat je boven alles en daarom wil je ervoor op je hoede zijn dat je geen leringen aanneemt die je van de Heer verwijderen.

Op al deze overwegingen reageert Paulus met een “evenwel” of ‘echter’ als inleiding op een houvast voor omstandigheden waarin alles in verwarring is. Er staat namelijk een “vast fundament van God”, waaraan een zegel vastzit. Dit zegel is een zekerheidsstelling met twee aspecten. Het ene aspect van deze zekerheid is de kant van God, wat Hij ziet. Al is het voor jou soms moeilijk of bijna onmogelijk te ontdekken of iemand nu wel of niet een ware gelovige is, voor de Heer is dat geen probleem. Hij weet precies wie Hem toebehoort. Het is uitgesloten dat Hij in verwarring wordt gebracht. Hij weet precies wie nieuw leven heeft omdat Hij dat Zelf heeft gegeven.

Het andere aspect van deze zekerheid is de kant van de mens, wat jij ziet. Jij kunt iemands leven beoordelen – net zoals anderen dat van jou trouwens. Je ziet of iemand “die de Naam van [de] Heer noemt”, die belijdt Hem te kennen, dat ook toont in zijn leven. Bij iemand die nieuw leven heeft, zul je opmerken dat hij geen deel wil hebben aan alles wat een verkeerde voorstelling geeft van de Heer Jezus of Zijn werk en dat hij graag het Woord van God zijn volle gezag over zijn leven wil geven.

Lees nog eens 2 Timotheüs 2:13-19.

Verwerking: Welke tegenstellingen kom je in dit gedeelte tegen?

Een vat tot eer

Je kunt wel zeggen dat de verzen die in dit gedeelte naar je toekomen, actueel zijn. De verwarring in de christenheid neemt toe. Hoe moet je daarin je weg vinden? Gelukkig heeft de Heer de situatie voorzien dat de toestand niet meer zo zou zijn als in het begin van de gemeente. Toen durfde niemand van de ongelovigen zich bij de gemeente te voegen (Hd 5:12-14). Dat is nu niet meer zo. Nu is er veel kaf onder het koren.

Je hebt in het vorige stukje gezien dat de Heer wel weet wie Hem toebehoren (Jh 10:14), al kun jij dat niet altijd zien. Je hebt ook de kant van jouw verantwoordelijkheid gezien, dat jij je moet onttrekken aan ongerechtigheid, aan wat in strijd is met Gods heiligheid en gerechtigheid. De maatstaf daarvan is Christus, Zijn Persoon en Zijn werk, en het Woord van God.

Als de volmaaktheid van Christus of Zijn werk of het Woord van God wordt betwijfeld, verkeerd wordt voorgesteld of aspecten ervan worden geloochend, hoef jij je niet af te vragen of je wel of niet met een gelovige te doen hebt. Dat kun je aan de Heer overlaten. Jouw opdracht is je te onttrekken aan ieder die zo redeneert en aan elke christelijke gemeenschap waar dat wordt geduld.

2Tm 2:20. Om een en ander te verduidelijken gebruikt Paulus het voorbeeld van een groot huis. Je herinnert je misschien dat hij in zijn eerste brief ook over een huis heeft gesproken (1Tm 3:15). Daar noemt hij de gemeente van de levende God het “huis van God”. Daarmee bedoelt hij dat alle ware gelovigen dat huis vormen. Hier spreekt hij niet over ‘het huis van God’, maar over ‘een groot huis’. Om te weten wat hij daarmee bedoelt, moet je kijken naar wat erin staat, naar de ‘vaten’.

Net als het grote huis iets voorstelt, stellen ook deze vaten iets voor. Om te beginnen is een vat een aanduiding voor een persoon (vgl. Hd 9:15; 1Th 4:4). Verder vallen twee dingen op als je de beschrijving van de vaten leest:

1. er is verschil in materiaal: “gouden en zilveren vaten, maar ook houten en aarden”;

2. er is verschil in gebruik: “sommigen wel tot eer, maar andere tot oneer”.

We kijken eerst naar het verschil in materiaal. Van belang is om te weten wat deze materialen voorstellen. Daarover kom je in 1 Korinthiërs 3 meer te weten (1Ko 3:12-13). Je leest daar dat het vuur het verschil duidelijk maakt. Het vuur verandert niets aan goud en zilver, maar hout en aardewerk verbranden. Het vuur is een beeld van de gerechtigheid van God waardoor alles beproefd en onderzocht wordt.

‘Gouden en zilveren vaten’ stellen gelovigen voor. Als God hen in Zijn gerechtigheid beproeft en onderzoekt, wordt duidelijk dat zij in Christus Gods gerechtigheid bezitten. ‘Houten en aarden vaten’ stellen ongelovigen voor. Als God hen in Zijn gerechtigheid beproeft en onderzoekt, komen zij om, want zij hebben Christus niet als hun gerechtigheid. Als je nog even terugdenkt aan het zegel, dan heb je hier de kant van het zegel waarop staat dat de Heer hen kent die de Zijnen zijn. Om het te zeggen met het beeld dat Paulus hier gebruikt: de Heer weet wie gouden en zilveren vaten zijn en wie houten en aarden vaten zijn, al kunnen wij dat niet altijd zien.

Ook jouw kant komt in het beeld aan de orde. Vaak kun jij vanwege de verwarring die in de christenheid heerst niet het verschil in materiaal beoordelen. Wat jij wel kunt en ook hebt te doen, is beoordelen of iemand een vat tot eer of een vat tot oneer is. Hier heb je de andere kant van het zegel. Een vat tot eer is iemand die de Naam van de Heer noemt en dat laat zien door zich te onttrekken aan ongerechtigheid.

2Tm 2:21. Tot nu toe lijkt het erop of het alleen gaat om het beoordelen van wat anderen doen, maar de belangrijke vraag is natuurlijk of jíj een vat tot eer wilt zijn. Het antwoord op die vraag kan ‘ja’ zijn. Daaraan is wel een voorwaarde verbonden. Om een vat tot eer te zijn moet je je reinigen van de vaten tot oneer. En wie zijn de vaten tot oneer? Mensen die zich niet onttrekken aan ongerechtigheid.

Wat wil nu zeggen: zich onttrekken aan ongerechtigheid? Dit onttrekken heeft twee aspecten. Het betekent zich onttrekken aan mensen die een verkeerde leer brengen. Het betekent ook zich onttrekken aan mensen die zelf niet die verkeerde leer brengen, maar toch bewust in verbinding blijven met hen die een verkeerde leer brengen. Ze doen er niets aan als er dingen worden verkondigd die rechtstreeks tegen de Schrift ingaan. Een voorbeeld heb je in christelijke gemeenschappen waar vrijzinnige theologen rustig hun verderfelijke leringen kunnen brengen of waar onbijbelse leefwijzen, bijvoorbeeld ongetrouwd samenwonen of homoseksuele relaties, worden geaccepteerd, terwijl daarover volgens Gods Woord tucht moet worden uitgeoefend.

Ik wil je er met nadruk op wijzen dat het in dit gedeelte gaat om jouw persoonlijke trouw en jouw persoonlijke verantwoordelijkheid. Het is goed om het verband van dit gedeelte te blijven zien. Dan zie je dat je onttrekken aan ongerechtigheid iets is wat jij persoonlijk doet. Gods Woord zegt hier niet dat jij dat van anderen moet eisen. Ieder moet voor zichzelf in overeenstemming met dit Schriftwoord handelen. Jij moet je reinigen van zonde in je eigen leven en van zonde in de gemeenschap waar je bent. Als de gemeenschap het zuurdeeg – een beeld van de zonde – niet ‘uitzuivert’ (1Ko 5:7; 13), heb je hier de aanwijzing om jezelf ‘uit te zuiveren’.

Ik wil er ook nog met nadruk op wijzen dat het gaat om leringen of praktijken die de fundamenten van het christelijk geloof aantasten, te weten Christus en Zijn werk en Woord. Het gaat niet om een verschil van inzicht in bepaalde waarheden van de Schrift. Er zijn, helaas, heel wat verschillen onder christenen, bijvoorbeeld over de toekomst of over de gemeente. Daarover gaat het hier niet. Ik zeg niet dat wat de Schrift zegt over de toekomst of over de gemeente niet belangrijk is. Alles in de Schrift is belangrijk, want de Schrift is helemaal Gods Woord. Toch mag je het anders begrijpen van een waarheid uit de Schrift niet gelijkstellen aan het aantasten van de Persoon van de Heer Jezus of het aantasten van een fundament van ons geloof. Over dit laatste gaat het in dit gedeelte, want het gaat over Hem en Zijn werk. Daarover mag geen enkel verschil van inzicht zijn.

Dat ik mij ook afzonder van andere gelovigen als het erom gaat hoe je een plaatselijke gemeente bent, heeft niet alleen te maken met de oproep hier om je te onttrekken aan ongerechtigheid. Ik sluit me ook niet aan bij gemeenschappen waar geen kwaad in de zin van fundamentele dwaalleer is, maar waar de gemeentevorm niet is, zoals ik die in Gods Woord heb ontdekt. Als ik bijvoorbeeld kijk naar Handelingen 2 of 1 Korinthiërs 14, wil ik graag daar zijn waar men ernaar verlangt dat in praktijk te brengen (Hd 2:42; 1Ko 14:1-40).

Ik ben hier wat uitvoeriger op ingegaan, ook omdat naar aanleiding van dit gedeelte veel gelovigen onrecht is en wordt gedaan. Dat gebeurt door over hen te spreken als ‘vaten tot oneer’, terwijl ook die gelovigen alles verwerpen wat Christus en Zijn werk en Woord aantast. Hoewel zij het ‘gemeente-zijn’ anders menen te moeten invullen dan naar mijn overtuiging juist is, zullen zij de eer van de Heer hoog houden. Ze weren verkeerde leringen en laten een leven in de zonde niet toe. Ook zulke christenen willen, net als ik, “een vat zijn tot eer, geheiligd, bruikbaar voor de Meester”.

Over de hele wereld zijn gelukkig toegewijde christenen te vinden die de Heer met hun leven eren. Het zijn echte vaten tot eer. Ze leven een heilig leven en ondervinden daarvan vaak de smaad en vervolging van de wereld, veel vaker dan wij. Zij erkennen niet slechts met hun mond de Heer Jezus als hun “Meester”, een naam die het absolute gezag van Christus over hun leven aangeeft, maar hun hele leven getuigt daarvan.

Ik hoop dat het ook voor jou geldt. Dan ben je “tot alle goed werk toebereid”, dat wil zeggen dat je er klaar voor bent om een dienst te doen die ‘goed’ is. Dat wil je ook graag en dat is alleen maar toe te juichen.

Lees nog eens 2 Timotheüs 2:20-21.

Verwerking: Hoe kun jij een vat tot eer zijn?

Ontvluchten, jagen, terechtwijzen

2Tm 2:22. Voordat je uit de startblokken schiet om te gaan “jagen naar …”, wordt je iets voorgehouden wat je goed tot je moet laten doordringen. Je hebt namelijk te maken met “begeerten van de jeugd”. Misschien denk je dat dit slaat op seksuele begeerten. Die staan er niet los van, maar het is er zeker niet toe beperkt en ik denk ook niet dat het in de eerste plaats daarom gaat. Het zijn begeerten die kenmerkend zijn voor jeugdigheid. Daarbij moet je denken aan geldingsdrang, gehoord willen worden, mee willen tellen.

Wat bij jonge, ijverige gelovigen vaak naar voren komt, is een scherp oog voor de fouten van anderen, terwijl er nog maar een beperkte kennis van het eigen hart is. Als je merkt dat geldingsdrang je handelen bepaalt, moet je vluchten, je uit die situatie terugtrekken, voordat je brokken maakt (vgl. Gn 39:12; 1Tm 6:11; 1Ko 6:18; 1Ko 10:14). Erken dat je jezelf nog niet zo goed kent en dat je niet de geestelijke rijpheid hebt om in bepaalde gevallen iets te zeggen of te doen, ook al zou je het juiste inzicht in een situatie hebben.

In deze gezindheid kun je iets positiefs gaan doen. Je onttrekken enerzijds is noodzakelijk, maar negatief. Daarom moet je anderzijds gaan jagen naar wat in overeenstemming met de Heer is:

1. In de eerste plaats is dat “gerechtigheid”, dat is een handelen naar wat recht is voor God en mensen.

2. Ook “geloof” of geloofsvertrouwen is een onmisbaar kenmerk als alles om je heen in verwarring is en je enige houvast de Heer en Zijn Woord zijn.

3. Hieraan wordt de “liefde” toegevoegd. Zonder liefde in je hart worden gerechtigheid en geloof uitingen van een wettische geest.

4. Ten slotte wordt er gezegd dat je moet jagen naar “vrede”. Je bent niet uit op ruzie, maar je wilt een vredestichter zijn.

En mocht je nu denken dat je dit allemaal in je eentje moet klaren, dan hoor je aan het slot van 2Tm 2:22 dat dit een vergissing is. Je zult nergens in de Schrift een opdracht tegenkomen om christen te zijn in je eentje. Je onttrekken aan de vaten tot oneer is noodzakelijk. Je daartoe beperken voert tot farizeïsme, een houding van ‘ik ben heiliger dat jij’. Daarom krijg je nu te horen dat je je moet voegen bij “hen die de Heer aanroepen uit een rein hart”.

Met de hulp van de Heer zul je kunnen onderscheiden of de ander een rein hart heeft, net zoals de ander dat bij jou zal moeten onderscheiden. Daarvoor zul je met elkaar moeten praten. Laat Christus en Zijn werk en Woord het onderwerp zijn en het zal duidelijk worden of Hij wordt aangeroepen uit een rein hart.

2Tm 2:23. Na te hebben gesproken over het aanroepen van de Heer uit een rein hart voel je wel aan dat “dwaze en ongerijmde twistvragen” daar lijnrecht tegenover staan. Debatten en twistgesprekken worden georganiseerd tot vermaak van het publiek, dat dan ook nog een winnaar kiest. Het brengt mensen meestal niet dichter bij elkaar, maar maakt de kloof nog groter. De geschillen worden niet bijgelegd, er ontstaat slechts meer verdeeldheid. Vaak gaat het ook nog nergens over. Het is nutteloze, ongedisciplineerde bekvechterij.

Dergelijke vragen komen niet voort uit een rein hart, maar uit iemand die zijn eigen gedachten en wil volgt. Laat je er niet mee in, luister er zelfs niet naar, maar “verwerp” ze. Als je op twistvragen ingaat, zul je meedoen aan het verwekken van twist.

2Tm 2:24. Het veroorzaken van ruzies en zelf ruzie maken is nou net wat jij als slaaf van de Heer niet moet doen. In plaats van een ruziegeest te voeden moet je “vriendelijk” en mild zijn voor allen, zonder onderscheid. Als je vriendelijk bent, stoot je geen mensen af, maar trek je ze juist aan. Vriendelijkheid is een houding die vertrouwen inboezemt.

Ook is belangrijk dat een slaaf van de Heer in een positie als die van Timotheüs geschikt is om anderen te leren. Een slaaf van de Heer geeft helder onderwijs, hij is niet moeilijk te begrijpen en gebruikt geen nevelige of geheimzinnige woorden. Nog een belangrijk kenmerk van een slaaf van de Heer is zijn ‘verdraagzaamheid’. Hij verdraagt het kwaad dat men hem aandoet of over hem spreekt, zonder ongeduldig of opstandig te worden.

2Tm 2:25. Dat hij dwaze twistvragen verwerpt, betekent niet dat hij de persoon verwerpt. De tegenstander van de waarheid is een persoon die gewonnen moet worden voor de Heer. Daarom zal een slaaf van de Heer niet op bitse toon de tegenstanders willen corrigeren, maar “met zachtmoedigheid”. ‘Zachtmoedigheid’ is een kenmerk van de Heer Jezus (Mt 11:29) en heeft dan ook niets met weekheid te maken, maar juist met standvastigheid. Als er één middel is waardoor mensen tot bekering komen, is het wel deze eigenschap. Wie zachtmoedig is, lijkt op de Heer Jezus.

God brengt mensen tot bekering “om [de] waarheid te erkennen”, door hen in verbinding met Zijn Zoon te brengen. Paulus gebruikt het woord “misschien”, omdat hij weet dat alleen God bekering kan geven en daarin soeverein is. Hij laat het resultaat aan God over. Weer zie je dat de verantwoordelijkheid van de dienaar en de soevereiniteit van God elkaar niet uitsluiten.

In de Heer Jezus, Die de waarheid is (Jh 14:6), wordt gezien wat de waarheid is zowel over God als over de mens. Wie zicht krijgt op Hem, krijgt zicht op de waarheid.

2Tm 2:26. Door Hem voor de aandacht te krijgen worden tegenstanders misschien ontnuchterd uit de strik van de duivel. Het gaat hier niet om ongelovige mensen in het algemeen. Het gaat om hen die belijden God te kennen, maar in de strik van de duivel zijn terechtgekomen. Zij doen mee aan het verdraaien van Gods Woord en leren verkeerde dingen over de Heer Jezus. Als gevangenen van de duivel doen ze zijn wil. Ze gaan erop uit om de leugen te verkondigen. Ze zijn zo verblind door de duivel, dat ze menen de waarheid te brengen (vgl. Jh 16:2).

Het gaat hier om bekering van belijdende christenen. Pas als ze zich bekeren, zullen ze de volle waarheid erkennen en de schijnwaarheid die ze hebben gepredikt, verwerpen. Tot dat ogenblik leven ze in een roes, een waan, terwijl ze denken dat ze de juiste leer brengen. Bekering maakt hen nuchter, zodat ze helder kunnen zien en denken om de wil van God te gaan doen.

Lees nog eens 2 Timotheüs 2:22-26.

Verwerking: Welke positieve en welke negatieve opdrachten krijg je hier?

Copyright information for DutKingComments