2 Timothy 2:20

Een vat tot eer

Je kunt wel zeggen dat de verzen die in dit gedeelte naar je toekomen, actueel zijn. De verwarring in de christenheid neemt toe. Hoe moet je daarin je weg vinden? Gelukkig heeft de Heer de situatie voorzien dat de toestand niet meer zo zou zijn als in het begin van de gemeente. Toen durfde niemand van de ongelovigen zich bij de gemeente te voegen (Hd 5:12-14). Dat is nu niet meer zo. Nu is er veel kaf onder het koren.

Je hebt in het vorige stukje gezien dat de Heer wel weet wie Hem toebehoren (Jh 10:14), al kun jij dat niet altijd zien. Je hebt ook de kant van jouw verantwoordelijkheid gezien, dat jij je moet onttrekken aan ongerechtigheid, aan wat in strijd is met Gods heiligheid en gerechtigheid. De maatstaf daarvan is Christus, Zijn Persoon en Zijn werk, en het Woord van God.

Als de volmaaktheid van Christus of Zijn werk of het Woord van God wordt betwijfeld, verkeerd wordt voorgesteld of aspecten ervan worden geloochend, hoef jij je niet af te vragen of je wel of niet met een gelovige te doen hebt. Dat kun je aan de Heer overlaten. Jouw opdracht is je te onttrekken aan ieder die zo redeneert en aan elke christelijke gemeenschap waar dat wordt geduld.

2Tm 2:20. Om een en ander te verduidelijken gebruikt Paulus het voorbeeld van een groot huis. Je herinnert je misschien dat hij in zijn eerste brief ook over een huis heeft gesproken (1Tm 3:15). Daar noemt hij de gemeente van de levende God het “huis van God”. Daarmee bedoelt hij dat alle ware gelovigen dat huis vormen. Hier spreekt hij niet over ‘het huis van God’, maar over ‘een groot huis’. Om te weten wat hij daarmee bedoelt, moet je kijken naar wat erin staat, naar de ‘vaten’.

Net als het grote huis iets voorstelt, stellen ook deze vaten iets voor. Om te beginnen is een vat een aanduiding voor een persoon (vgl. Hd 9:15; 1Th 4:4). Verder vallen twee dingen op als je de beschrijving van de vaten leest:

1. er is verschil in materiaal: “gouden en zilveren vaten, maar ook houten en aarden”;

2. er is verschil in gebruik: “sommigen wel tot eer, maar andere tot oneer”.

We kijken eerst naar het verschil in materiaal. Van belang is om te weten wat deze materialen voorstellen. Daarover kom je in 1 Korinthiërs 3 meer te weten (1Ko 3:12-13). Je leest daar dat het vuur het verschil duidelijk maakt. Het vuur verandert niets aan goud en zilver, maar hout en aardewerk verbranden. Het vuur is een beeld van de gerechtigheid van God waardoor alles beproefd en onderzocht wordt.

‘Gouden en zilveren vaten’ stellen gelovigen voor. Als God hen in Zijn gerechtigheid beproeft en onderzoekt, wordt duidelijk dat zij in Christus Gods gerechtigheid bezitten. ‘Houten en aarden vaten’ stellen ongelovigen voor. Als God hen in Zijn gerechtigheid beproeft en onderzoekt, komen zij om, want zij hebben Christus niet als hun gerechtigheid. Als je nog even terugdenkt aan het zegel, dan heb je hier de kant van het zegel waarop staat dat de Heer hen kent die de Zijnen zijn. Om het te zeggen met het beeld dat Paulus hier gebruikt: de Heer weet wie gouden en zilveren vaten zijn en wie houten en aarden vaten zijn, al kunnen wij dat niet altijd zien.

Ook jouw kant komt in het beeld aan de orde. Vaak kun jij vanwege de verwarring die in de christenheid heerst niet het verschil in materiaal beoordelen. Wat jij wel kunt en ook hebt te doen, is beoordelen of iemand een vat tot eer of een vat tot oneer is. Hier heb je de andere kant van het zegel. Een vat tot eer is iemand die de Naam van de Heer noemt en dat laat zien door zich te onttrekken aan ongerechtigheid.

2Tm 2:21. Tot nu toe lijkt het erop of het alleen gaat om het beoordelen van wat anderen doen, maar de belangrijke vraag is natuurlijk of jíj een vat tot eer wilt zijn. Het antwoord op die vraag kan ‘ja’ zijn. Daaraan is wel een voorwaarde verbonden. Om een vat tot eer te zijn moet je je reinigen van de vaten tot oneer. En wie zijn de vaten tot oneer? Mensen die zich niet onttrekken aan ongerechtigheid.

Wat wil nu zeggen: zich onttrekken aan ongerechtigheid? Dit onttrekken heeft twee aspecten. Het betekent zich onttrekken aan mensen die een verkeerde leer brengen. Het betekent ook zich onttrekken aan mensen die zelf niet die verkeerde leer brengen, maar toch bewust in verbinding blijven met hen die een verkeerde leer brengen. Ze doen er niets aan als er dingen worden verkondigd die rechtstreeks tegen de Schrift ingaan. Een voorbeeld heb je in christelijke gemeenschappen waar vrijzinnige theologen rustig hun verderfelijke leringen kunnen brengen of waar onbijbelse leefwijzen, bijvoorbeeld ongetrouwd samenwonen of homoseksuele relaties, worden geaccepteerd, terwijl daarover volgens Gods Woord tucht moet worden uitgeoefend.

Ik wil je er met nadruk op wijzen dat het in dit gedeelte gaat om jouw persoonlijke trouw en jouw persoonlijke verantwoordelijkheid. Het is goed om het verband van dit gedeelte te blijven zien. Dan zie je dat je onttrekken aan ongerechtigheid iets is wat jij persoonlijk doet. Gods Woord zegt hier niet dat jij dat van anderen moet eisen. Ieder moet voor zichzelf in overeenstemming met dit Schriftwoord handelen. Jij moet je reinigen van zonde in je eigen leven en van zonde in de gemeenschap waar je bent. Als de gemeenschap het zuurdeeg – een beeld van de zonde – niet ‘uitzuivert’ (1Ko 5:7; 13), heb je hier de aanwijzing om jezelf ‘uit te zuiveren’.

Ik wil er ook nog met nadruk op wijzen dat het gaat om leringen of praktijken die de fundamenten van het christelijk geloof aantasten, te weten Christus en Zijn werk en Woord. Het gaat niet om een verschil van inzicht in bepaalde waarheden van de Schrift. Er zijn, helaas, heel wat verschillen onder christenen, bijvoorbeeld over de toekomst of over de gemeente. Daarover gaat het hier niet. Ik zeg niet dat wat de Schrift zegt over de toekomst of over de gemeente niet belangrijk is. Alles in de Schrift is belangrijk, want de Schrift is helemaal Gods Woord. Toch mag je het anders begrijpen van een waarheid uit de Schrift niet gelijkstellen aan het aantasten van de Persoon van de Heer Jezus of het aantasten van een fundament van ons geloof. Over dit laatste gaat het in dit gedeelte, want het gaat over Hem en Zijn werk. Daarover mag geen enkel verschil van inzicht zijn.

Dat ik mij ook afzonder van andere gelovigen als het erom gaat hoe je een plaatselijke gemeente bent, heeft niet alleen te maken met de oproep hier om je te onttrekken aan ongerechtigheid. Ik sluit me ook niet aan bij gemeenschappen waar geen kwaad in de zin van fundamentele dwaalleer is, maar waar de gemeentevorm niet is, zoals ik die in Gods Woord heb ontdekt. Als ik bijvoorbeeld kijk naar Handelingen 2 of 1 Korinthiërs 14, wil ik graag daar zijn waar men ernaar verlangt dat in praktijk te brengen (Hd 2:42; 1Ko 14:1-40).

Ik ben hier wat uitvoeriger op ingegaan, ook omdat naar aanleiding van dit gedeelte veel gelovigen onrecht is en wordt gedaan. Dat gebeurt door over hen te spreken als ‘vaten tot oneer’, terwijl ook die gelovigen alles verwerpen wat Christus en Zijn werk en Woord aantast. Hoewel zij het ‘gemeente-zijn’ anders menen te moeten invullen dan naar mijn overtuiging juist is, zullen zij de eer van de Heer hoog houden. Ze weren verkeerde leringen en laten een leven in de zonde niet toe. Ook zulke christenen willen, net als ik, “een vat zijn tot eer, geheiligd, bruikbaar voor de Meester”.

Over de hele wereld zijn gelukkig toegewijde christenen te vinden die de Heer met hun leven eren. Het zijn echte vaten tot eer. Ze leven een heilig leven en ondervinden daarvan vaak de smaad en vervolging van de wereld, veel vaker dan wij. Zij erkennen niet slechts met hun mond de Heer Jezus als hun “Meester”, een naam die het absolute gezag van Christus over hun leven aangeeft, maar hun hele leven getuigt daarvan.

Ik hoop dat het ook voor jou geldt. Dan ben je “tot alle goed werk toebereid”, dat wil zeggen dat je er klaar voor bent om een dienst te doen die ‘goed’ is. Dat wil je ook graag en dat is alleen maar toe te juichen.

Lees nog eens 2 Timotheüs 2:20-21.

Verwerking: Hoe kun jij een vat tot eer zijn?

Copyright information for DutKingComments