2 Timothy 4:1-4

Predik het Woord

2Tm 4:1. Paulus heeft Timotheüs in de voorgaande verzen gewezen op de situatie in de christenheid. Daarin is geen verbetering, maar eerder verslechtering te verwachten. Inmiddels, na vele eeuwen kerkgeschiedenis, is dat ook wel gebleken. Hij heeft Timotheüs ook gewezen op hulpbronnen voor die zware tijden. Hij heeft dat gedaan op een wijze waardoor jij er ook je nut mee kunt doen.

Nu kan en moet Timotheüs aan het werk. Op een indringende manier plaatst Paulus Timotheüs in de tegenwoordigheid van “God en Christus Jezus”, een tegenwoordigheid die voor Paulus zelf werkelijkheid is. Hij leeft voor Gods aangezicht en dat van Christus Jezus en niet voor het aangezicht van mensen. Zo lijkt hij op Elia, die, terwijl hij voor koning Achab stond, kon zeggen: “De God van Israël, … voor Wiens aangezicht ik sta” (1Kn 17:1). Dat besef wil hij Timotheüs ook geven en ook jou.

De wijze waarop Paulus Christus Jezus en God met elkaar verbindt, geeft aan dat Christus God is. Van Christus worden vervolgens drie dingen gezegd die te maken hebben met het feit dat Hij Mens is geworden. Hij zal eerst “levenden en doden oordelen”. Dat oordeel is Hem gegeven omdat Hij de Mensenzoon is (Jh 5:27). Voor de uitoefening van het oordeel zal Hij als Mens zichtbaar verschijnen. Daarna zal Hij Zijn koninkrijk vestigen.

Het oordeel over de levenden en de doden zal Hij op verschillende tijdstippen en bij verschillende gelegenheden voltrekken. De levenden zal Hij oordelen wanneer Hij als Mens op aarde is verschenen en op de troon van Zijn heerlijkheid heeft plaatsgenomen. De op aarde levende volken zullen voor Hem verschijnen en door Hem geoordeeld worden (Mt 25:31-46). De doden zal Hij oordelen vanaf de grote, witte troon, na Zijn duizendjarige regering (Op 20:11-12).

Nog even voor de goede orde de volgorde van de gebeurtenissen die in dit vers staan:

1. Eerst verschijnt de Heer Jezus op aarde.

2. Dan oordeelt Hij de levenden, terwijl Hij zit op de troon van Zijn heerlijkheid.

3. Vervolgens vestigt Hij Zijn koninkrijk en regeert Hij duizend jaar.

4. Ten slotte oordeelt Hij, gezeten op de grote, witte troon, de doden.

Volledigheidshalve noem ik nog een rechtszitting die eerder plaatsvindt dan de beide zojuist genoemde, namelijk direct na de opname van de gemeente (2Ko 5:10). Daar wordt aan de gelovige het loon uitbetaald naar de mate van de trouw waarmee hij op aarde de Heer heeft gediend.

Zoals gezegd, onderstrepen het betuigen voor het aangezicht van de twee Goddelijke Personen en de drie toekomstige gebeurtenissen de ernst van de opdracht die moet worden vervuld. Er ligt ook een grote bemoediging in en die is dat je mag weten dat de moeilijke omstandigheden een einde nemen wanneer de Heer Jezus, Die nu nog is verworpen, in macht en majesteit zal terugkeren. De gedachte aan Zijn komst om te oordelen maakt je los van mensen en bevrijdt je van mensenvrees.

2Tm 4:2. Tegen de achtergrond van 2Tm 4:1 volgt in 2Tm 4:2 de opdracht. De gedachte aan Zijn verschijning zal je niet verlammen, maar des te ijveriger maken. Als Christus terugkomt op aarde, komt Hij met Zijn loon dat voor de rechterstoel is vastgesteld. Dat loon moet nu op aarde verdiend worden door met inzet van al je krachten en met inbreng van al je ijver in volle toewijding aan de Heer te doen wat Hij van je vraagt.

In afgemeten termen vertelt Paulus aan Timotheüs wat er van hem wordt verwacht. Het gaat maar om één ding: “Predik het Woord.” Nadat in de slotverzen van het vorige hoofdstuk het Woord van God naar voren is gekomen als de toerusting van de mens Gods, moet het nu gepredikt worden. Dat is een dure plicht in alle tijden, maar zeker als de gemeente in verval is geraakt.

‘Predik’ betekent hier openlijk proclameren, zoals een keizerlijke heraut dat deed. De te brengen boodschap verzon een heraut niet zelf. Het niet luisteren naar de boodschap van een heraut was een ernstige zaak, want het betekende niet luisteren naar de keizer.

Timotheüs moet altijd “paraat” zijn. Hij moet innerlijk altijd klaarstaan om het Woord, dat is de hele geopenbaarde waarheid van God, door te geven. Daartoe moet hij altijd bereid zijn (vgl. 1Pt 3:15), of het hem nu “gelegen” of “ongelegen” komt, dat wil zeggen of het hem nu uitkomt of niet, of de omstandigheden nu gunstig zijn of niet. Hij moet ook ‘weerleggen’, dat is het overtuigend bewijs leveren van het verkeerde in leer of leven (vgl. Jh 16:8). Als dat bewijs is geleverd, moet er ‘bestraffing’ volgen. De bestraffing, of het aan de kaak stellen, het openlijk aanduiden, maakt duidelijk hoe verkeerd de persoon heeft gesproken of gehandeld.

Daar is moed voor nodig, maar ook de juiste gezindheid. Optreden tegen kwaad en vermanen om kwaad te voorkomen moet “in alle lankmoedigheid”, dat is met geduld en zelfbeheersing, gebeuren en niet in opvliegendheid. Er moet ook “lering” of onderwijs aan verbonden zijn. Zowel bij weerleggen en bestraffen als bij leren moet de leer van de Schrift worden toegepast. Het hele handelen moet vanuit de Schrift verklaard kunnen worden.

Handelen op basis van de Schrift is altijd van het grootste belang geweest. Naarmate de tijd voortgaat, wordt het belang daarvan steeds groter. Ik hoop dat jij daarvan ook goed doordrongen zult zijn of raken. Het ligt in elk geval niet aan Paulus als dit langs je heen gaat.

2Tm 4:3. Hij wijst op een tijd dat mensen en dan met name ‘naam-belijdende’ christenen “de gezonde leer niet zullen verdragen”. In die tijd zijn we inmiddels volop aangeland. Vertel naamchristenen maar eens over de ‘gezonde leer’ bijvoorbeeld van het huwelijk. De kans is groot dat ze je zullen uitlachen en bestempelen als ouderwets en je ideeën als achterhaald. Ze verwerpen hiermee de leer die in zichzelf en in zijn uitwerking gezond is.

Ze kiezen voor een vrije beleving van seksualiteit. Dat daardoor een ziekte als aids is veroorzaakt en in stand wordt gehouden, willen ze niet beseffen. Liever houden ze jaarlijks een ‘aids dag’ om de aandacht op het probleem te richten en ze geven geld om de ziekte zelf onder de knie te krijgen. Het probleem bij de wortel aanpakken en in dit opzicht gezond gaan leven, dat wil zeggen in overeenstemming met de gezonde leer, daar hebben ze geen oren naar.

Integendeel, ze richten hun oren naar leraren die zeggen wat ze graag willen horen, die een woord brengen dat lekker hun oren inglijdt. Zo kennen ze er wel een paar. Aan afwisseling geen gebrek. Een gemeente kiest of beroept dan een predikant die het fraai weet te brengen. Het waarheidsgehalte is niet belangrijk, als het maar geestelijke verstrooiing biedt en het spirituele gevoel streelt. Hetzelfde is het geval bij mensen die sprekers nalopen die aanspreken, zonder zich af te vragen of de prediking wel bijbels is.

2Tm 4:4. Het resultaat van dit alles is dat zulke mensen hun hoofd afwenden als ze een keer echt met de waarheid in aanraking komen. Ze willen de waarheid helemaal niet horen, maar keren hun oor er bewust en telkens weer vanaf.

Het automatische gevolg is dat zij zich onder de invloed van “de fabels” (letterlijk ‘mythen’) begeven. Dit is wel heel ironisch als je eraan denkt dat moderne, vrijzinnige theologen bezig zijn om de Bijbel te ‘ontmythologiseren’, dat wil zeggen de mythen in de Bijbel aan te wijzen om hem daardoor van zijn kracht te ontdoen. Ze bestempelen de wonderen van de Bijbel als mythen en doen ze af als sprookjes, maar ze nemen zelf hun toevlucht tot de mythen door zich van de waarheid af te wenden.

Paulus doet alle uitingen van moderne denkers en predikers die de wetenschap als basis voor hun beweringen nemen, met één woord af: fabels. Een vrij recent voorbeeld van een fabel, een mythe, is de Da Vinci Code, een boek vol onzinnige, religieuze mysteries, verdraaiingen van de waarheid en lasterlijke beweringen over de Heer Jezus. Dit boek, dat ook verfilmd is, heeft miljoenen in zijn ban gekregen. Het is al meer dan zesendertig miljoen keer over de toonbank gegaan en inmiddels in meer dan veertig talen vertaald. Is het niet schokkend dat de mens zich zo massaal tot de fabels wendt? Het is de voorbereiding voor het omarmen van de antichrist wanneer hij zich openbaart.

2Tm 4:5. Voor de derde keer hoor je “maar jij”. Paulus houdt je voor, je niet op sleeptouw te laten nemen door deze sterke, antichristelijke stroming. “Wees nuchter” in je denken. Zorg ervoor dat je vrij blijft van valse invloeden, want die verhinderen je een nuchtere, bijbelse kijk op alle dingen te blijven houden. Wees niet lichtgelovig en laat je niet enthousiast maken voor ideeën die geen basis in de waarheid hebben. Neem je beslissingen met overleg. Overleg met de Heer in het gebed en raadpleeg telkens Zijn Woord.

Wees bereid de consequenties van een dergelijke levenshouding te dragen en “verdrukking” te lijden. Men neemt jou je getuigenis voor de waarheid niet in dank af. Blijf bewogen met de verloren mens en “doe [het] werk van een evangelist”. Verschuil je niet achter de gedachte dat je mogelijk niet de gave van evangelist hebt. Daarover gaat het niet. Het gaat erover dat je, waar je ook maar gelegenheid hebt, wijst op de Heiland.

De dienst van Timotheüs is omvangrijk. Hij moet elk aspect ervan ten volle vervullen, zodat niets ongedaan blijft. Ook van jou verwacht de Heer dat je ten volle vervult wat Hij je heeft opgedragen. Daarbij mag je weten dat Hij je ook de kracht en de middelen daarvoor geeft.

2Tm 4:6. Paulus dringt op al deze dingen bij Timotheüs aan omdat hij zelf spoedig van het aardse toneel zal verdwijnen. Zijn heengaan is een extra aansporing voor Timotheüs om zijn dienst ten volle te vervullen. Nu moet hij zelf vol aan de bak, maar hij kan bouwen op het fundament dat de apostel heeft gelegd.

Paulus vergelijkt zijn “heengaan” met het uitgieten van een “drankoffer” (Fp 2:17). In de offerdienst in Israël werd een drankoffer toegevoegd aan het brandoffer, dat het hoofdoffer was (Nm 28:7-15; 24; 31; Nm 29:39). Zijn hele leven in dienst van de Heer is een leven van volkomen toewijding geweest en in die zin een brandoffer. Nu hij op het punt staat heen te gaan, ziet hij zijn vertrek als een drankoffer. Een drankoffer is van wijn en spreekt van de vreugde. Hij weet dat hij zal ingaan in de vreugde van zijn Heer (Mt 25:21).

Het woord ‘heengaan’ heeft de betekenis van ‘ontbonden worden’ (Fp 1:23) en ziet op het losmaken van een verbinding. Paulus ziet niet de terechtstelling, maar de bevrijding! Dat die is aangebroken, betekent voor hem vreugde.

Lees nog eens 2 Timotheüs 4:1-6.

Verwerking: Doe jij het werk van een evangelist?

Copyright information for DutKingComments