2 Timothy 4:16-17

Bijstand van de Heer en groeten

2Tm 4:16. Deze tweede en ook laatste gevangenschap van Paulus is bijzonder zwaar geweest. Tijdens zijn eerste gevangenschap had hij een zekere vrijheid om mensen te ontvangen en kon hij ongehinderd prediken en leren (Hd 28:23; 30-31). Nu is hij alleen, gevangen op een plek waarvoor moeite moest worden gedaan om die te vinden (2Tm 1:16-17).

Toen hij de eerste keer werd verhoord, was er niemand bij hem, niemand die het voor hem heeft opgenomen en ten gunste van hem heeft gesproken. Hij kon zichzelf wel verdedigen, maar hij had toch behoefte aan bijstand. Maar iedereen was bang om met hem vereenzelvigd te worden. Dat kon zeer nadelig werken, want dan wisten de anderen dat je ook zo’n christen was. Paulus voelt zich door hen in de steek gelaten, net als door Demas.

Toch komt er geen verwijt over zijn lippen. Hij zit niet vol wrok en vraagt niet aan Timotheüs wat hij met het oog op Alexander de kopersmid heeft gevraagd (2Tm 4:15). Hij ziet hen niet als tegenstanders, hoewel hij hen ook niet als medestanders kan erkennen. Zij hebben zijn gevangenschap zeer verzwaard door hem in de steek te laten. Maar hij volgt het voorbeeld van de Heer Jezus, Die bad: “Vader, vergeef hun, want zij weten niet wat zij doen” (Lk 23:34a). Hij lijkt op Stéfanus die ook het voorbeeld van de Heer Jezus volgde (Hd 7:60). Hier heb je voorbeelden hoe je kunt reageren op mensen die jou niet meer zien zitten omdat je voor de Heer Jezus uitkomt.

2Tm 4:17. Al voel je je er soms alleen voor staan, net als Paulus hier, je bent niet alleen, net als Paulus hier niet alleen is. De Heer wil je bijstaan en je sterken. Dat is wat Paulus ervaart. Al heeft iedereen om hem heen hem in de steek gelaten, de Heer is bij hem gebleven (vgl. Hd 18:9; Hd 23:11). De persoonlijke tegenwoordigheid van de Heer is de bijzondere ervaring in situaties als alles om je heen is weggevallen omdat je Hem trouw wilt blijven. Hij heeft “mij gesterkt” betekent letterlijk ‘Hij heeft kracht in mij gegoten’ of ‘Hij heeft mij een krachtinfuus gegeven’ (Fp 4:13). Je voelt je kracht vernieuwen als Zijn aanwezigheid een levende realiteit voor je is, als je het van Hem verwacht (Js 40:31).

De Heer doet dat, opdat Zijn werk door Zijn dienaar ten volle zal worden vervuld. Wat Paulus betreft, ziet dat op zijn getuigenis in de rechtszaal, tot in het paleis van de keizer. Hij heeft zich op de keizer beroepen en daarheen zal hij gaan. Dat hij zijn getuigenis aangaande de Heer Jezus Christus in het paleis zal laten horen, staat symbool voor een getuigenis tegenover de hele westerse wereld, waarvan het paleis van de keizer het centrum is.

Pas als iemands taak erop zit, kan de Heer het toelaten dat Zijn dienaar door de vijand wordt gedood (vgl. Lk 22:53; Jh 7:30; Jh 8:20). Bij zijn bekering heeft de Heer de taak van Paulus aangekondigd (Hd 9:15). Daarom heeft Hij toegelaten dat Paulus gevangengenomen werd. Nu zal hij de Naam van de Heer Jezus dragen voor volken en koningen. Alles wat de vijand als kwaad heeft gedacht, wordt een getuigenis, opdat de groten van de aarde, zij die anders onbereikbaar zijn, het Woord van de waarheid horen.

Daarom ook is hij voor het moment nog “uit [de] leeuwenmuil gered”. Het doet denken aan Daniël in de leeuwenkuil (Dn 6:23). De satan die als een brullende leeuw tegen Paulus tekeergaat om hem te verslinden (1Pt 5:8), krijgt daarvoor nog steeds niet de gelegenheid. Hij wordt nog door de Heer in toom gehouden, waardoor Paulus van een voortijdige dood is gered.

2Tm 4:18. Paulus is zich goed bewust van de enorme dreiging van de leeuw en zijn woede om hem te verscheuren. Maar hij kijkt over de leeuw heen naar de Heer. Hij is er zeker van dat zoals de Heer hem heeft gered uit de leeuwenmuil, Hij hem zal “redden van elk boos werk”.

De satan verschijnt niet alleen als een brullende leeuw. Hij kan zich ook voordoen als een engel van het licht (2Ko 11:14). Bij ‘elk boos werk’ moet je dan ook denken aan alles wat de satan Paulus wil influisteren om hem te brengen tot een verloochening van wat hij tot nu toe zo onverschrokken heeft vastgehouden. Daarvoor kan de satan van die goedbedoelde adviezen laten geven door mensen die zichzelf als goede christenen zien. Natuurlijk zijn deze mensen nuchter en drijven de zaken niet op de spits zoals Paulus naar hun bescheiden mening doet. Paulus is banger voor zulke influisteringen dan voor de dood.

Hij weet dat hij er niet in eigen kracht tegen bestand is, maar dat de Heer hem ervan zal redden en hem zal behouden. ‘Redden’ betekent hier uit de gevarenzone halen, en ‘behouden’ betekent in veiligheid brengen. Aan de ene kant haalt de Heer hem weg uit een gebied vol gevaren en aan de andere kant brengt de Heer hem in een gebied waar hij volkomen veilig is. Dat laatste gebied is “Zijn hemels koninkrijk”.

Zijn sterk en eenvoudig vertrouwen rekent tot het einde op de Heer. Al zou hij ontslapen in plaats van veranderd te worden, hij blijft altijd door uitzien naar de verschijning van de Heer. Paulus ziet uit naar het hemels koninkrijk van de Heer Jezus. Dat is niet hetzelfde als wat de evangelist Mattheüs in zijn evangelie zo vaak ‘het koninkrijk der hemelen’ noemt. Het koninkrijk der hemelen heeft betrekking op de regering van de Heer Jezus over de hemel en de aarde naar hemelse maatstaven. Dat koninkrijk bestaat uit een hemels deel en een aards deel. Het ‘hemels koninkrijk’ is het hemelse deel.

Paulus ziet ernaar uit met de Heer Jezus mee te komen als Hij verschijnt aan de wereld. Dan zal hij een van die heiligen zijn in wie de Heer Jezus wordt verheerlijkt en een van die gelovigen in wie de Heer Jezus wordt bewonderd (2Th 1:10). Hij zal zijn als een van die rechtvaardigen, die “stralen als de zon in het koninkrijk van hun Vader” (Mt 13:43). ‘Het koninkrijk van hun Vader’ is een andere naam voor dit ‘hemels koninkrijk’. ‘Stralen als de zon’ betekent stralen als de Heer Jezus, want Hij is de Zon (Ml 4:2a). Om Hem gaat het. Denkend aan Hem stijgt vanuit een koude en stinkende cel in Rome een lofprijzing op tot eer van Hem Die “[de] heerlijkheid tot in alle eeuwigheid” waard is. Met een hartgrondig ‘amen’ (= zo is het) bevestigt Paulus zijn vertrouwen in de Heer en zijn lofprijzing.

2Tm 4:19. Paulus wil nog dat Timotheüs zijn groeten overbrengt aan Prisca en Aquila, zijn goede vrienden die hij in Korinthe had leren kennen (Hd 18:2). Dit trouwe echtpaar is nu in Efeze. Paulus noemt hen met gevoelens van bijzondere dankbaarheid, niet alleen omdat ze trouw zijn in de dienst van de Heer (Hd 18:26; 1Ko 16:19), maar ook omdat zij zich voor hem hebben ingezet met gevaar voor hun eigen leven (Rm 16:3-4). Verder moet Timotheüs ook het huis van Onesíforus groeten (2Tm 1:16).

2Tm 4:20. Dan noemt Paulus nog twee namen van broeders om Timotheüs te informeren over hun omstandigheden. We kunnen veronderstellen dat Timotheüs er benieuwd naar was iets over hen te horen. Hij heeft samen met Erastus op verzoek van Paulus een dienst gedaan in Macedonië (Hd 19:22). Daardoor heeft Timotheüs Erastus beter leren kennen en zal er een band zijn ontstaan. Erastus bekleedde als rentmeester van de stad ook een hoge functie in Korinthe (Rm 16:23). Mogelijk hebben de verantwoordelijkheden van zijn werk het niet toegelaten dat hij verder met Paulus optrok.

Trófimus komt uit Efeze (Hd 21:29). Hij is met Paulus meegetrokken uit Efeze (Hd 20:4), maar al spoedig ziek geworden. In Miléte heeft Paulus hem achtergelaten omdat zijn ziekte het hem onmogelijk maakte verder mee te reizen. Je ziet dat Paulus niet eventjes Trófimus beter maakte, hoewel hij dat had gekund. Hij had de gave van gezondmaking. Paulus en Trófimus namen deze ziekte aan uit de hand van God. Het was geen ziekte die bestraft moest worden of iets dergelijks. Ook blijkt niets van een gebrek aan geloof bij Trófimus om gezond te worden.

Als een gelovige ziek wordt, mag hij daar de hand van de Heer in zien en niet de hand van de duivel. Zo nam ook Job zijn rampen en zijn ziekte niet aan uit de hand van de satan, maar uit de hand van God (Jb 2:10).

Het kan zijn dat een gelovige door eigen schuld, onvoorzichtigheid, ziek wordt, mogelijk zelfs vanwege een zonde (Jk 5:14-16). Dan is belijdenis op zijn plaats en kan God herstel geven. Gelovigen kunnen ook ziek worden vanwege hun inzet voor het werk van de Heer, zoals Epafroditus (Fp 2:25-30).

De Heer Jezus vereenzelvigt Zich met Zijn zieke broeders, zoals Hij Zich met hen vereenzelvigt als ze hongerig of dorstig of in de gevangenis zijn (Mt 25:35-40). Hier zie je duidelijk dat ziekte niet automatisch aan zonde moet worden gekoppeld. De Heer zal Zich nooit met de zonde vereenzelvigen. Dat heeft Hij eens voor altijd gedaan op het kruis in de drie uren van duisternis. Daarna heeft Hij nooit meer iets met de zonde te doen gehad, net zomin als Hij daarvóór er ook maar iets mee te maken had. Laat je dan ook nooit door extreem charismatische christenen wijsmaken dat ziekte als een zonde moet worden uitgebannen.

2Tm 4:21. Paulus wil Timotheüs graag nog één keer zien voordat de Heer hem tot Zich roept en zijn aardse dienst afgelopen is. Dat hij hem graag vóór de winter ziet, heeft ook een praktische reden, namelijk vanwege zijn mantel (2Tm 4:13).

Dan doet hij Timotheüs nog de groeten van drie mannen en een vrouw die hem hebben bezocht en ook Timotheüs kennen. Zonder dat gevoelens van teleurstelling doorklinken over de houding van de broeders in Rome, doet hij Timotheüs ook van hen de groeten.

2Tm 4:22. Hij besluit zijn brief met een persoonlijke wens voor Timotheüs en een gemeenschappelijke wens voor alle gelovigen met wie Timotheüs samen is. Het is prachtig dat de brief zo eindigt. Hij wenst Timotheüs toe dat de Heer met zijn geest zal zijn. Dat hoop ik ook voor mezelf en voor jou.

Het houdt in, dat je in je leven en dienst voor God voortdurend de tegenwoordigheid van Christus, de Heer, zult mogen ervaren. Laat je geest niet in beslag nemen door de wereld en haar denken, ook niet als je ziet hoe in de christenheid het verval steeds grotere vormen aanneemt en je daaraan iets wilt doen.

Als we dit zien, blijft er niets anders over dan elkaar het besef van de genade toe te wensen. Hoe groot is dat! Genade overwint elke moeilijkheid.

Lees nog eens 2 Timotheüs 4:16-22.

Verwerking: Wat kun jij van de houding van Paulus leren?

Copyright information for DutKingComments