Acts 11:21

Prediking van de verstrooiden

Met Hd 11:19 keren we even terug naar de situatie die Lukas in Handelingen 8 heeft beschreven (Hd 8:1-4). Hij heeft daar gesproken over een grote vervolging. Lukas pakt hier de draad weer op om ons te vertellen hoe het met die verstrooiden is gegaan. De verstrooiden in Handelingen 8 bevonden zich in Judéa en Samaria. Inmiddels zijn ze verder getrokken. Ze zijn het land doorgegaan tot Fenicië in het noorden, in het tegenwoordige Libanon. Daarna zijn ze naar het eiland Cyprus in de Middellandse Zee gegaan en vandaar naar Antiochië in Syrië.

Antiochië komt nu naar voren als het grote centrum van de gemeente onder de heidenen. Dat kan gebeuren nu de deur voor de heidenen in de persoon van Cornelius is geopend. Vanuit Antiochië zal Paulus zijn zendingsreizen beginnen. Daarheen keert hij aan het einde van de eerste twee reizen ook terug.

Zij die verstrooid zijn, ‘prediken’ niet het Woord, maar “spraken” het Woord, wat aangeeft dat verkondiging van het Woord door middel van gewone contacten gaat. Wel beperken zij zich daarin tot de Joden die al veel eerder, door de wegvoering van de tien stammen, verstrooid zijn. Ze richten zich alleen tot hun landgenoten, tot de verloren schapen van het huis Israëls (Mt 10:6), mogelijk uit angst voor contact met de onreine volken. Ook zij moeten nog van die angst worden bevrijd. Van wonderen is hier geen sprake. Dat gebeurde wel in het land Israël onder de Joden en Samaritanen.

Niet alle Joden hebben die angst voor verontreiniging door contact met de volken. Onder hen die zijn verstrooid, zijn enige Cyprische en Cyreneïsche mannen. Dat zijn Joden, die echter niet zijn opgegroeid in het land Israël, maar in de Griekssprekende wereld. Zij zijn van Joodse afkomst, maar spreken Grieks en spreken in die taal tot de Griekssprekenden. Dat zijn niet de Griekssprekende Joden van Handelingen 6, maar de Griekssprekende heidenen waar zij door de verstrooiing mee in contact komen.

Deze van oorsprong buitenlandse Joden hebben niet die innerlijke afkeer van het contact met heidenen. Dat brengt hen tot een spontane verkondiging aan de heidenen. Tegelijk brengt dit het gevaar mee dat ze zich gemakkelijk aan de heidense gewoonten aanpassen. Zij spreken tot hen over de Heer Jezus, ze verkondigen Hem, stellen Hem als de blijde boodschap voor.

Opmerkelijk is hoe weinig officieels er met dit werk verbonden is. Er is geen sprake van enige aanstelling om te prediken. Er is geen enkele ruggespraak met de apostelen in Jeruzalem. Geen enkele naam wordt genoemd van deze mensen die aan het werk van de Heer deelnemen. De Heer Jezus wordt verkondigd. Opvallend is hoe Zijn “Heer”-zijn wordt beklemtoond in deze verzen, wat benadrukt dat Hij alle macht heeft ontvangen. De Heer zegent hun prediking met een groot aantal dat gelovig wordt. Telkens is er sprake van “de Heer”. Hij gaat met de verkondigers mee en tot Hem bekeren mensen zich.

Copyright information for DutKingComments