Acts 11:26

Nederlandse verzen (25-26)

Barnabas en Saulus in Antiochië

Als Barnabas in Antiochië is, herinnert hij zich Saulus. Mogelijk omdat hij het werk alleen niet aankan, gaat Barnabas op zoek naar hem. Het gaat om een gemeente uit heidenen en hij weet van de wil van de Heer aangaande Saulus (Hd 9:15). Hij zal ook inzicht hebben gehad in diens bijzondere kwaliteiten.

Hij doet er moeite voor om Saulus op te zoeken in Tarsus, in Turkije, waar hij is opgegroeid. Enkele jaren geleden is Saulus daar weer naar toe gezonden door de broeders (Hd 9:30) om daar te getuigen en verder door de Heer onderwezen te worden. Eerder is Saulus door zijn ouders naar Jeruzalem gestuurd voor een godsdienstige vorming die hem buitengewoon godsdienstig heeft gemaakt. Saulus is zowel een in de Schriften doorknede Hebreeër als een Hellenist en ook daardoor de geschikte persoon voor Antiochië. Wat Barnabas met Saulus doet, is er een voorbeeld van hoe jonge gelovigen door oudere gelovigen geïntroduceerd worden in de gemeente en worden geleerd hun taak te verrichten.

Barnabas geeft er niet om de tweede plaats te gaan innemen. Hij zoekt, zonder zelfzucht, maar met het oog op het welzijn van de gemeente, Saulus op die hij ongeveer acht jaar eerder in de gemeente in Jeruzalem heeft gebracht. Een zo jonge gemeente als Antiochië heeft nog niet zelf een leraar in haar midden. Voor het onderwijs van de gemeente in Antiochië doet Barnabas geen beroep op de apostelen in Jeruzalem. Zelf acht hij zich daartoe niet in staat.

Barnabas kent zijn grenzen. Hij begrijpt dat vertroosting of vermaning niet voldoende is en dat er ook onderwijs moet zijn. Hij realiseert zich dat het geschikte werktuig daarvoor Saulus is. Er wordt geëvangeliseerd (Hd 11:20), vermaand of vertroost (Hd 11:23) en nu geleerd (Hd 11:26). We zien evangelisten, herders en leraars die allen bezig zijn zonder daartoe door de apostelen te zijn aangesteld. De Heer geeft de gaven (Ef 4:11). In Hd 11:27 wordt ook nog geprofeteerd. Zo werken de verschillende gaven samen en vullen elkaar aan.

De opdracht van Saulus is de dienst van het onderwijs in het Woord van God, de bevestiging van de leer van Gods Woord. Dat heeft deze jonge gemeente nodig, terwijl ze tegelijkertijd als gemeente functioneert. Ze heeft geen onderwijs nodig om op een bepaald moment na voldoende onderwijs als gemeente te kunnen gaan functioneren. Voor Saulus is dit geven van onderwijs een voorbereiding voor zijn dienst waardoor vele gemeenten gesticht zullen worden.

Voor het eerst wordt hier het geheel van de gelovigen in een plaats “de gemeente” genoemd, waarbij ze wordt onderscheiden van de gemeente in Jeruzalem. Het is een gemeente die hoofdzakelijk uit gelovigen uit de volken bestaat, maar waar ook gelovige Joden toe behoren. Ook de naam “christenen” wordt hier voor het eerst gebruikt om de gelovigen mee aan te duiden. De naam ‘christen’ voor de gelovigen komt drie keer voor in het Nieuwe Testament (Hd 11:26; Hd 26:28; 1Pt 4:16). Deze naam komt van ‘Christus’ wat ‘gezalfde’ betekent. Een christen is een aanhanger van de verheerlijkte Christus.

De naam ‘christenen’ wordt aan de gelovigen gegeven door de wereld om hen heen die hen noemen naar de Man Die zij verkondigen. Dat gebeurt als christenen in hun leven hun verbinding met de Heer Jezus als Heer laten zien. Deze naam wordt nog steeds gebruikt, maar helaas zijn daar niet meer alleen ware gelovigen onder te verstaan. De wereld weet niet meer wie echt en niet echt christen is. Helaas krijgt de wereld door het verkeerde gedrag van de naamchristenen en nog meer helaas ook van ware christenen een valse indruk van de Heer Jezus. Dat is hier nog niet zo.

Copyright information for DutKingComments