Acts 13:10

Elymas en Sergius Paulus

Over enige reactie op de verkondiging van Gods Woord in Sálamis horen we niet. Een mogelijke reden daarvan kan de invloed zijn van de activiteiten van een demonisch man, nota bene een Jood. Deze man was vooral actief in Pafos. Daar lopen Barnabas en Saulus hem tegen het lijf, nadat ze het hele eiland zijn doorgegaan. Hij luisterde naar de naam Barjezus, dat betekent ‘zoon van Jezus’. De Heilige Geest toont ons in deze man iemand die in naam nauw verwant is aan Jezus, maar in feite op enorme afstand van de Heer Jezus staat. Hij draagt niet het ware Woord van God uit, maar is een vervalser van Gods Woord.

Elymas is in dienst van de proconsul Sergius Paulus die het Romeinse gezag op Cyprus vertegenwoordigt. De stadhouder is onwetend aangaande de ware God, maar hij is ook een verstandig man. Dat blijkt uit een oprecht verlangen naar iets wat de leegte kan vullen die hij voelt bij de onbenulligheid van de heidense ceremoniën en de afschuwelijke immoraliteit ervan.

In de valse profeet en tovenaar, de Jood Elymas, zien we de vertegenwoordiger van de vijandschap tegen het christendom. Steeds weer zullen we zien hoe de Joden ook buiten het land Israël het Woord verwerpen en tevens willen verhinderen dat het tot de volken wordt gesproken (Hd 13:45). In Elymas zien we dat daarbij duivelse machten en krachten in het spel zijn. Zo stelt Paulus hem ook aan de kaak.

Dit is het moment dat Lukas een naamswijziging doorvoert en Saulus vanaf nu Paulus noemt. Te midden van het Jodendom heeft Lukas hem steeds bij zijn Hebreeuwse naam genoemd. Saulus betekent ‘de gevraagde’ of ‘begeerde’. In die naam beluisteren we de grote plannen die zijn ouders met hem lijken te hebben gehad. Misschien hebben ze hem die naam gegeven uit bewondering voor koning Saul. Koning Saul stak letterlijk met kop en schouders boven iedereen uit; van hun zoon Saulus zullen ze hebben verwacht dat hij in godsdienstige zin boven iedereen uit zou steken. Dat is ook gebeurd (Gl 1:14). Maar vanaf nu zal hij Paulus heten. Nu zijn dienst onder volken zijn beslag heeft gekregen, zal Lukas hem verder met zijn heidense naam noemen.

Dit gebeurt voor de eerste keer in de confrontatie van Paulus met de valse profeet, waarbij hij bewijst waar zijn kracht ligt, namelijk niet in zichzelf, maar in de Heilige Geest. In plaats van de grootste onder allen te zijn, heeft hij geleerd dat ware kracht alleen te vinden is in het zijn van de kleinste van allen (Lk 22:26-27). Paulus betekent ‘de kleine’.

Om wereldevangelisatie te kunnen verrichten is nederigheid een vereiste. Dan ook is iemand in de juiste gezindheid om krachtig te kunnen optreden tegen de tegenstand die het evangelie ondervindt. Die kracht vindt Paulus in de Heilige Geest met Wie hij wordt vervuld. De vervulling met de Heilige Geest wijst op een ogenblikkelijke vervulling voor dat moment. De Heilige Geest geeft op het moment van de vervulling bijzondere kracht voor wat er moet worden gezegd.

Vervuld met de Heilige Geest spreekt Paulus op krachtige wijze deze valse profeet aan die zich zo duidelijk als een tegenstander van het evangelie openbaart. Met een verontwaardigde uitroep “o jij” spreekt Paulus deze man rechtstreeks aan om hem vervolgens volkomen te ontmaskeren als een man die vol is van alle bedrog en alle schurkerij. In deze man is niets goeds aanwezig.

Hij is met recht een “zoon van de duivel” en een “vijand van alle gerechtigheid”. Hij heeft de duivel als vader en uit zich als iemand die alle gerechtigheid verafschuwt. Iemand wordt alleen zoon van de duivel genoemd als hij blijk geeft van hardnekkige en weloverwogen tegenstand (Jh 8:44; 1Jh 3:10). In zijn verdorvenheid stelt hij ook de rechte wegen van de Heer (Hs 14:10) op een verdraaide wijze voor. Hij wordt echter doorzien (Sp 10:9).

Met apostolisch gezag velt Paulus het oordeel over deze zoon van de duivel en maakt hem blind door de hand van de Heer op hem te doen zijn. Voor de tweede keer is er sprake van “de hand van de Heer”, hier in oordeel. De eerste keer is in Handelingen 11, daar in zegen (Hd 11:21). Paulus stelt ook een grens aan de blindheid, want die zal “voor een tijd” zijn.

In deze tijdelijke blindheid is Elymas een beeld van het ongelovige Joodse volk waarop in de huidige tijd een bedekking ligt. Die bedekking zal ook een keer worden weggenomen, en wel van een gelovig overblijfsel. Het is een tijdelijke bedekking (Rm 11:25). De ongelovige Joden zijn met blindheid geslagen omdat ze jaloers zijn op de verkondiging van het evangelie aan de volken (1Th 2:16). Als gevolg daarvan is het Jodendom al vele eeuwen op zoek naar mensen die hen bij de hand kunnen nemen om hen te leiden. Ze zijn afhankelijk van de gunst van de volken die ze telkens zoeken.

Een ander gevolg van de blindheid van de Joden is dat het evangelie naar de heidenen is gegaan (Rm 11:11; 15). Dat zien we ook in de geschiedenis van Elymas. Nadat hij met blindheid is geslagen, opent God de deur van het hart van de heiden Sergius Paulus voor het geloof. De stadhouder was niet zozeer onder de indruk van wat er gebeurde, maar van de leer van de Heer. Niet het wonder, maar het Woord is de basis van de bekering.

Copyright information for DutKingComments