Acts 13:22

Periode van David tot de Heer Jezus

Door op te merken dat God “hem” heeft “afgezet”, wijst Paulus er bedekt op dat Saul niet de koning naar Gods hart was. Paulus werkt naar David toe. Over hem wil hij het hebben omdat hij via David wil wijzen op de Heer Jezus, dé Man naar Góds hart. Met de verkiezing van David begint God een volledig andere betrekking tot Zijn volk dan daarvoor via de richters en de eerste koning Saul. Paulus heeft het voorgaande allemaal verteld om te laten zien hoe God Zijn volk steeds weer heeft gered op grond van soevereine genade. Tevens maakt hij zijn gehoor hiermee duidelijk dat hij geen nieuwlichter is, maar iemand die de ‘oude leer’ brengt.

Van David is de overstap naar de Heer Jezus snel gemaakt. Daarmee is Paulus bij zijn eigenlijke onderwerp gekomen. Israël verwachtte immers de Messias en die verwachting was gekoppeld aan het huis van David. De Messias is de Zoon van David, geboren uit het huis van David. Paulus houdt zijn gehoor voor dat die beloofde Zoon van David door God naar de belofte aan Israël is gebracht in de Persoon van Jezus. De belofte was in eerste instantie aan David gedaan, maar toch ook aan het hele volk. Hij is door God aan Zijn volk gebracht als Heiland. In die Naam horen we het ‘heil’ of de behoudenis.

Paulus noemt de voorloper van de Messias, Johannes, omdat ze Johannes hier ook kenden. Hij wijst ook op de prediking van Johannes van de doop van bekering voor het hele volk Israël. Zijn gehoor hier in het Pisidische Antiochië behoort daar ook toe. Hij geeft door zijn aanhaling van de inhoud van de prediking van Johannes zijn gehoor al de hint van de noodzaak van bekering. Vervolgens laat hij Johannes spreken. Johannes heeft na het volbrengen van zijn taak, dat wil zeggen kort voor zijn gevangenneming, elke eer voor zichzelf afgewezen en gewezen op Hem Die alle eer van hem en iedereen waard is, want Hij gaat alles en iedereen te boven.

Copyright information for DutKingComments