Acts 13:26

Wat er met Christus is gebeurd

Na zijn gehoor hun geschiedenis te hebben voorgehouden, waarin steeds weer Gods genade is gebleken, vraagt Paulus weer om de nadrukkelijke aandacht van de beide groepen waaruit zijn gehoor bestaat. Hij komt met het hoogste bewijs van Gods genade door nu aan hen te vertellen dat het “woord van deze behoudenis” tot “ons” gezonden is. Door te spreken over ‘ons’ sluit hij zichzelf erbij in.

Het woord van deze behoudenis is tot hen gekomen in een Persoon, de Heer Jezus. Hij is gekomen, maar zij die in Jeruzalem wonen en hun godsdienstige leiders hebben niet begrepen Wie Hij werkelijk is. Ze hebben Hem niet als Messias erkend. Dat heeft hen ertoe gebracht Hem te veroordelen. Daarmee hebben zij vervuld wat door de profeten is gezegd, van wie zij de stemmen elke sabbat in de synagoge horen als ze uit hun geschriften horen voorlezen. De profeten hebben over die verwerping geprofeteerd. Dat zij door de verwerping van Christus de profeten hebben vervuld, maakt hun schuld niet kleiner.

Paulus zegt niets over het leven van de Heer Jezus maar richt zich op Zijn veroordeling en dood. Aan die dood is niet alleen Israël schuldig, ook de volken zijn daaraan schuldig. Dat laatste geeft Paulus aan door Pilatus als betrokkene te vermelden. God heeft het toegelaten dat zij, de Joden, alles over Hem konden volbrengen wat zij wilden. Ze hebben daarin onwetend, maar toch ten volle ervoor verantwoordelijk, volbracht wat over Hem geschreven stond. De “zij” die Hem van het hout hebben gehaald en in een graf hebben gelegd, zijn Jozef en Nicodémus.

Nadat Paulus het werk van mensen heeft beschreven, zegt hij wat Gód met Hem heeft gedaan. God heeft Hem opgewekt. Die opwekking is geen schijn, maar werkelijkheid. Het feit van Zijn opwekking is door Zijn discipelen waargenomen. Hij Die aan hen verscheen, is Dezelfde met Wie zij het land waren doorgetrokken van Galiléa naar Jeruzalem. Ze kunnen deze getuigen nog raadplegen, want ze zijn nog aanspreekbaar in Israël. Paulus noemt niet zijn eigen getuigenis dat hij de Heer ook heeft gezien. Hij was geen getuige geweest van de Heer op aarde, maar van Hem in de heerlijkheid. In zijn toespraak gaat het erom dat Hij Die is gestorven, Dezelfde is Die door God is opgewekt.

Copyright information for DutKingComments