Acts 16:1-3

Timotheüs, Paulus’ nieuwe reisgenoot

Na door Syrië en Cilicië te zijn gegaan komt Paulus in de steden Derbe en Lystra in Lycaonië (Hd 14:6). In Lystra treft hij een discipel die Timotheüs heet. Timotheüs wordt hier voor de eerste keer genoemd. In het vervolg van Handelingen en ook in de brieven van Paulus zullen we veel over hem horen.

Het lijkt erop dat hij door de prediking van Paulus tijdens diens eerste zendingsreis tot geloof is gekomen. Dat kunnen we opmaken uit de brieven die Paulus later aan Timotheüs schrijft. Daarin noemt hij hem zijn “echt kind in [het] geloof” (1Tm 1:2) en richt hij zich tot hem als zijn “geliefd kind” (2Tm 1:2; vgl. 1Ko 4:17). Hij zal Paulus’ meest gewaardeerde medewerker worden.

Het huwelijk waaruit Timotheüs geboren is, is naar de maatstaven van de wet verboden (Dt 7:3; Ne 13:25). Maar de genade overwint en maakt van hem, die uit een onwettig huwelijk is geboren, een instrument tot eer van God – zijn naam betekent ‘God erend’. Zijn moeder en ook zijn oma waren gelovige vrouwen (2Tm 1:5), die hem hebben onderwezen in de Schriften. Hij kent de Schriften van jongs af (2Tm 3:15).

Sinds zijn bekering is Timotheüs in het geloof gegroeid. Door zijn kennis van de heilige Schriften is hij al snel in staat om ook met het Woord te dienen. Zijn geestelijke ontwikkeling is opgemerkt door de broeders in Lystra, waar hij woont, maar ook door de broeders in Iconium, waar hij blijkbaar wel eens komt om ook daar met het Woord te dienen.

Als Paulus weer in Lystra komt en zijn aandacht ongetwijfeld op deze veelbelovende jongeman wordt gericht, wil hij dat Timotheüs met hem mee op reis gaat. Uit de brieven die Paulus later aan Timotheüs zal schrijven, weten we dat deze op een speciale manier voor de dienst is toegerust. We kunnen daarin vier aspecten ontdekken die een rol hebben gespeeld:

1. voorafgegane profetieën (1Tm 1:18),

2. genadegave van God (1Tm 4:14; 2Tm 1:6a),

3. handoplegging door Paulus (2Tm 1:6b) en

4. handoplegging door de gezamenlijke oudsten (1Tm 4:14).

Zoals al eerder is opgemerkt, betekent het opleggen van de handen niet inwijding of roeping, maar zich een maken met, gemeenschap (Hd 6:6; Hd 13:3).

Dan doet Paulus iets wat op het eerste gezicht merkwaardig lijkt omdat het gaat om iets wat hij kortgeleden nog zo heeft bestreden. Hij besnijdt namelijk eigenhandig Timotheüs. De reden volgt er direct op. Zijn doel met de besnijdenis van Timotheüs is om daardoor Joodse vooroordelen te overwinnen (1Ko 9:20). Timotheüs zal voor Joden niet aanvaardbaar zijn als hij niet volledig Jood is.

Paulus staat in de vrijheid van de Geest. Daarom kan hij Timotheüs besnijden. Hij doet het ook zonder dat er enige dwang op hem wordt uitgeoefend. Toen hij verplicht werd om Titus te besnijden, deed hij dat niet (Gl 2:3). Christelijke vrijheid erkent de wet ten volle op zijn plaats, hoewel de wet in die christelijke vrijheid zelf geen plaats heeft. Bij Titus gaat het om de christelijke leer, alsof je zonder besnijdenis niet behouden kunt worden. Daarom wordt Titus niet besneden.

Bij Timotheüs gaat het om wat nuttig is voor het werk en dan is het wel nuttig om hem te besnijden om daardoor beter ingang bij de Joden te hebben en de Joden te winnen. De besnijdenis van Timotheüs heeft niets te doen met zijn behoudenis, maar uitsluitend met zijn functioneren te midden van Joodse gelovigen.

Door zijn geboorte uit een Joodse moeder is Timotheüs Jood. Dat is zo gesteld – zo wordt gezegd – uit de praktische overweging dat het eenvoudiger te bewijzen is dat een moeder Jodin is dan een vader Jood. Ook wordt een kind door de moeder op veel sterkere wijze beïnvloed door haar godsdienst dan dat de vader dat zou kunnen doen door zijn godsdienst.

Paulus heeft nergens de Joden opgeroepen zich niet meer aan de wet te houden. Waar het nuttig was, onderwierp hij zich er zelf aan met het oog op het evangelie onder de Joden. Pas in de brief aan de Hebreeën schrijft hij over het verdwijnen van het tijdperk van de wet en daarmee het belang ervan voor de Joden en roept hij hen op de legerplaats of het kamp te verlaten (Hb 13:13).

Met Silas en Timotheüs reist Paulus de steden door om overal in de gemeenten door te geven wat er in Jeruzalem is beslist aangaande de noodzakelijke dingen die door de gelovigen uit de volken moeten worden onderhouden. Van een onderhouden van de geboden van de wet is geen sprake.

Copyright information for DutKingComments