Acts 2:1-11

De dag van het Pinksterfeest

De gelovigen komen nog steeds bij elkaar in de opperzaal. Dan breekt de dag van het Pinksterfeest aan. Op die dag krijgen zij antwoord op hun gebeden, waarbij zij onder andere om de Heilige Geest hebben gebeden (Lk 11:13). Lukas zegt van deze dag dat hij “werd vervuld”. Deze dag van het Pinksterfeest is namelijk in het Oude Testament voorzegd (Lv 23:15-21). Het is een van de ‘feesten van de HEERE’. Het Pinksterfeest vindt plaats vijftig dagen na het Feest van de eerstelingsgarve (Lv 23:9-14). De eerstelingsgarve spreekt van de opstanding van de Heer Jezus. Hij is de Eersteling uit de doden (1Ko 15:20).

Bij het Pinksterfeest wordt een ‘nieuw graanoffer’ van twee broden gebracht. Die twee broden symboliseren Jood en heiden die door de komst van de Heilige Geest tot een eenheid zijn gedoopt. Zoals we zien dat wat het Pascha voorstelt, op het Pascha is vervuld in de dood van Christus, zo zien we dat wat het Pinksterfeest voorstelt, op het Pinksterfeest wordt vervuld in de komst van de Heilige Geest.

Misschien hebben de discipelen gedurende de tijd dat zij hebben gewacht op de vervulling van de belofte met elkaar gesproken over Leviticus 23. Op deze dag van de vervulling van de belofte zijn ze allen gemeenschappelijk bijeen. Ze zijn bijeen omdat ze een gemeenschappelijk belang hebben dat ze met elkaar willen delen. Het is een bijzonder voorrecht, dat kenmerkend is voor de gemeente, om bij elkaar te komen om het gemeenschappelijk geloof in de Heer Jezus met elkaar te delen (1Ko 11:20; 1Ko 14:26).

De komst van de Heilige Geest

De Heilige Geest is niet, zoals de Heer Jezus, gekomen in een zichtbare, menselijke gestalte. Hij had ongezien en ongemerkt kunnen komen, maar God wilde dat Zijn komst werd opgemerkt en Hij gebruikte daarvoor zichtbare, uiterlijke tekenen. Uit de hemel, dat wil zeggen van God, komt een geluid als van een geweldige, dat is een krachtige, voortgedreven wind.

De wind wordt gehoord, niet gevoeld. Het constateren van de komst van de Heilige Geest berust niet op emotie, maar op waarneming. Er wordt iets gehoord (Hd 2:2), iets gezien (Hd 2:3) en er is een resultaat (Hd 2:4). Het hele huis wordt gevuld. We kunnen ons daarbij goed voorstellen dat allen die in het huis aanwezig zijn, worden ondergedompeld, gedoopt, met de Heilige Geest.

In het vullen van het hele huis (Hd 2:2) zien we een beeld van de waarheid dat de Heilige Geest in de gemeente als geheel woont (1Ko 3:16). In Hd 2:3 komt Hij op ieder van hen in een verschijnsel dat op tongen als van vuur lijkt. Daarin zien we een beeld van de waarheid dat de Heilige Geest ook in iedere individuele gelovige woont (1Ko 6:19).

Het komen van de Heilige Geest in de gemeente om er Zijn intrek te nemen en erin te wonen is een eenmalige gebeurtenis. Die vindt hier plaats. De uitstorting van de Heilige Geest is eenmalig, evenals het werk van Christus op Golgotha eenmalig is. Het intrek nemen van de Heilige Geest in de individuele gelovige, dat wil zeggen dat Hij het lichaam van de gelovige als woonplaats binnengaat, gebeurt op het moment dat iemand het evangelie van zijn behoudenis gelooft (Ef 1:13). Dat is iets dat net zo vaak gebeurt als er een mens tot bekering en geloof komt.

Na het geluid van de komst van de Geest met de oren te hebben waargenomen wordt er iets met de ogen waargenomen. De aanwezigen zien tongen als van vuur die zich verdelen en zich op ieder van hen neerzetten. Hier vindt de doop met de Heilige Geest plaats, waarnaar in 1 Korinthiërs 12 wordt terugverwezen (1Ko 12:13). Dit is niet de doop met vuur. Die is voor de ongelovigen. Als Johannes een gezelschap aanspreekt dat bestaat uit gelovigen en ongelovigen noemt hij beide dopen (Mt 3:11-12; Lk 3:16-17).

De tongen die zich op ieder van hen zetten, zijn tongen “als van vuur”. Het is geen vuur, maar het doet er wel aan denken. Het vuur stelt oordeel voor. Hoewel het niet om een vuurdoop gaat, die oordeel betekent, heeft deze doop van de Geest waarmee de gelovigen worden gedoopt in een bepaalde zin wel met oordeel te maken. Het wijst er namelijk op dat de komst van de Heilige Geest het oordeel over het vlees betekent. Waar de Heilige Geest komt, mag het vlees zich niet meer laten gelden en moet het in de dood worden gehouden. De tongen wijzen op ons spreken, onze uitingen. Als de Heilige Geest in ons woont, moet dat in ons hele gedrag tot uiting komen.

De vervulling met de Geest moet worden onderscheiden van de uitstorting van of de doop met de Heilige Geest. Als iemand wordt vervuld met de Geest, wil dat zeggen dat hij onder het beslag van de Geest komt met het oog op het vervullen van een bepaalde dienst. De vervulling met de Geest kan meerdere keren gebeuren. Zoals al is gezegd, is de doop met de Heilige Geest een eenmalige gebeurtenis bij het ontstaan van de gemeente, evenals het ontvangen van de Heilige Geest een eenmalige gebeurtenis is die plaatsvindt bij iemand die zich bekeert.

NB ‘Vervulling met de Heilige Geest’ komt in het Nieuwe Testament nog voor in Lk 1:15; 41; 67; Hd 4:8; 31; Hd 9:17; Hd 13:9. ‘Vol van de Geest’ duidt op een permanent vervuld zijn met de Heilige Geest. We zien dit bij de Heer Jezus (Lk 4:1) en bij Stéfanus en Barnabas (Hd 6:3; 5; Hd 7:55; Hd 11:24).

Een ander begeleidend en waarneembaar verschijnsel is het spreken in andere talen. De verschillende talen zijn een gevolg van de zonde en hebben verdeeldheid tot gevolg. De talen die door de Geest worden gesproken, heffen de gevolgen van de zonde op. De gelovigen verstaan elkaar daardoor en ze hebben eenheid tot gevolg.

Hier wordt de spraakverwarring opgeheven die God vanwege de zonde van de bouw van de toren van Babel heeft veroorzaakt (Gn 11:1-9). Daar werd de trotse bouw van een menselijk bouwwerk beëindigd door het oordeel van de spraakverwarring, terwijl God hier het begin van Zijn geestelijk bouwwerk laat zien. Bij Babel was er verstrooiing, hier is vereniging.

Een van de kenmerken van een gelovige die met de Geest vervuld is, is dat hij spreekt over de Heer Jezus. Dat gebeurt hier op overvloedige en bijzondere wijze. De gelovigen spreken in talen over de grote daden van God (Hd 2:11). Voor de Jood was het ondenkbaar dat er over God gesproken kon worden in een andere taal dan in het Hebreeuws. Dat dit hier gebeurt, betekent dat God Zich in Zijn bekendmaking niet meer beperkt tot één volk, maar dat het evangelie voor de hele wereld is.

Het spreken in andere talen

Het wonder van de komst van de Heilige Geest blijft niet beperkt tot de bovenzaal in Jeruzalem. In Jeruzalem wonen Joden uit alle volken onder de hemel. Omdat zij nader worden aangeduid als “Godvrezende mannen”, zullen zij vanuit hun liefde voor de stad van God ernaar zijn teruggekeerd. Als dit wonder in de stad wordt vernomen, trekt het de menigte aan.

Na alle opwinding vanwege het proces tegen en de kruisiging van de Heer Jezus zal iedereen de draad van het dagelijkse leven weer hebben opgenomen. Vijftig dagen lang is er niets opzienbarends gebeurd. De aanspraken van Jezus als Messias zijn met Hem naar het graf gedragen, zo moet men hebben gedacht. De soldaten hebben de leugen over het stelen van Zijn lichaam verspreid (Mt 28:12-15) en die leugen zal algemeen geloofd zijn. De dienst in de tempel zal weer zijn gewone gang zijn gegaan.

Dan vindt plotseling deze gebeurtenis plaats en later zelfs de bekering van meerdere duizenden mensen. Ieder in de samengestroomde menigte, die bestaat uit allerlei nationaliteiten, hoort zijn eigen taal spreken. Dit brengt hen in verwarring. Over de vurige tongen op de discipelen wordt niet gesproken. Het lijkt erop dat de menigte die niet heeft gezien. De verbazing is in elk geval groot. Het armzalige handjevol ongeletterde discipelen, dat wordt herkend als afkomstig uit het achtergebleven Galiléa, treedt uit de verborgenheid en vergetelheid in de openbaarheid en geeft met onweerstaanbare kracht getuigenis in talen die zij niet hebben geleerd.

In de menigte spreken de mensen er met elkaar over dat ieder hen hoort spreken in de taal waarin ze geboren zijn. Lukas somt de volken op waar deze Joden vandaan zijn gekomen. Het geeft een indruk van de uitgestrektheid van de verstrooiing. Dat God aan al die volken Zijn grootheid en majesteit bekend laat maken in de taal van hun geboorteland, de taal waarmee ze zijn opgegroeid, is een ongekende overwinning van Zijn genade. Hij heeft moeten verstrooien vanwege de ontrouw van Zijn volk. Nu is Hij aan het samenvoegen vanwege de grootheid van het werk van Zijn Zoon.

De discipelen spreken deze verschillende talen en zelfs dialecten zonder dat zij die hebben geleerd. Het gaat om een spreekwonder en niet om een hoorwonder. De discipelen weten zich op perfecte wijze met de juiste tongval uit te drukken in de taal van elk land waar emigranten vandaan zijn gekomen.

NB Twee keer eerder is er sprake van het spreken in een taal zonder dat men die geleerd heeft. Adam en Eva zijn de eersten die een taal spraken zonder die te hebben geleerd. Het tweede geval is bij de al aangehaalde spraakverwarring die God gaf naar aanleiding van de torenbouw van Babel.

Nog eens (Hd 2:7; 12) verhaalt Lukas wat een enorme indruk dit gebeuren op de menigte maakt. Telkens wijst hij erop wat het bij de menigte bewerkt. De komst van de Heilige Geest op aarde is een gebeurtenis die niet in stilte plaatsvindt, maar gepaard gaat met het nodige en passende vertoon. Zij die onder de indruk zijn, zijn degenen die uit andere landen zijn gekomen en hier de taal van het land van hun herkomst horen spreken.

Er zijn ook “anderen” (Hd 2:13). Zij behoren waarschijnlijk tot de inheemse Joden die deze talen niet verstaan. Zij tonen zich niet Godvrezend, maar drijven de spot met wat er plaatsvindt. Voor hen is het dronkenmanstaal.

Copyright information for DutKingComments