Acts 2:14

Petrus begint zijn toespraak

Petrus die in de gemeenschap met zijn Heer en met zijn medebroeders is hersteld, kan nu opstaan en met vrijmoedigheid spreken. Niet alleen Petrus staat op, ook de elf andere apostelen staan met hem op. De elf staan naast hem om op een voor iedereen zichtbare wijze zijn getuigenis te ondersteunen. Hij spreekt de menigte toe als Joodse mannen en inwoners van Jeruzalem. Zijn gehoor bestaat uit Joden. Hij stemt zijn toespraak ook helemaal op dit publiek af. Hij kent het denken en gevoelen van dit publiek door en door, want hij is zelf ook een Jood. Door bekering en geloof en de Heilige Geest Die in hem woont, kan hij de juiste betekenis geven aan wat de menigte heeft waargenomen.

Met de woorden “dit zij u bekend en leent het oor aan mijn woorden”, prikkelt hij hun belangstelling en vraagt hij hun onverdeelde aandacht. In zijn toespraak, die tot een gezelschap is gericht dat alleen uit Joodse luisteraars bestaat, gaat Petrus voor de eerste keer de sleutels gebruiken die de Heer Jezus hem in Mattheüs 16 heeft gegeven (Mt 16:19). Hij gebruikt ze om het koninkrijk der hemelen voor de Joden open te stellen.

Het wordt de eerste christelijke toespraak, hoewel helemaal tot Joodse toehoorders gericht en uitgaande van het Oude Testament. De kracht van zijn getuigenis is dat hij zijn rede baseert op de Schrift en op feiten. Zijn toehoorders kennen de Schrift. Ze kennen ook de onloochenbare feiten.

Eerst neemt Petrus de dwaze veronderstelling weg dat zij dronken zouden zijn. Hij doet dat door een nuchtere constatering dat het nog te vroeg op de dag is om dronken te zijn. Hij zegt wat deze nieuwe ‘beweging’ niet is: het is geen dronkenmansbende, dat wil zeggen geen voorbijgaand geval van emotionele opwinding. Dan begint hij een gloedvolle toespraak waarin hij duidelijk maakt wat deze nieuwe beweging dan wel is: het is iets wat ze kunnen terugvinden in hun eigen Geschriften.

Copyright information for DutKingComments