Acts 2:16

De profetie van Joël

Om te verklaren wat er is gebeurd, doet Petrus een beroep op wat door de profeet Joël over een dergelijke gebeurtenis is geschreven. Joël heeft geschreven over de uitstorting van Gods Geest “in de laatste dagen”. Dat hebben ook de profeten Jesaja en Ezechiël gedaan (Js 32:15; Ez 39:29). Jesaja en Ezechiël spreken erover in verbinding met de laatste dagen en als zegen voor Israël. Joël spreekt ook over de laatste dagen, maar dan als zegen voor “alle vlees”. Daarmee gaat hij buiten de grenzen van Israël. Petrus weet, onder de leiding van de Heilige Geest, het juiste Schriftwoord aan te halen. Hij weet ook waar hij zijn aanhaling moet stoppen.

Het is belangrijk om erop te letten dat hij Joël 2 aanhaalt zonder te zeggen dat het de vervulling is van deze profetie (Jl 2:28-31). Dat is ook niet zo. Hij verwijst naar Joël omdat wat op de Pinksterdag gebeurt hetzelfde karakter heeft als wat Joël heeft aangekondigd. De uitstorting van de Heilige Geest op de Pinksterdag is iets wat doet denken aan wat Joël heeft gezegd. We kunnen zeggen dat het een voorvervulling van de profetie is, niet de vervulling zelf. De vervulling zal plaatsvinden nadat voldaan is aan wat Joël in de voorgaande verzen heeft geprofeteerd. Het woord “daarna”, waarmee Joël 2:28 begint (Jl 2:28), laat zien dat er een chronologisch verband is met de voorgaande verzen.

Het hoofddoel van Petrus met het aanhalen van dit vers uit Joël is om de Joden duidelijk te maken dat dit wonderlijke dat zo plotseling in hun midden heeft plaatsgevonden, volledig bevestigd wordt door wat Joël over de uitstorting van de Geest heeft gezegd. Maar de uitstorting die nu heeft plaatsgevonden, is niet de volle vervulling van de gebeurtenis die door Joël is aangekondigd. De Heilige Geest is op aarde gekomen en daardoor is de gemeente ontstaan, die Hij verder zal vormen, zoals dit boek Handelingen laat zien. Die uitstorting is gebeurd om een volk voor de hemel te vormen. Daarvoor is de Geest nog steeds op aarde. Waarover Joël schrijft, zal plaatsvinden in de laatste dagen, de dagen van de toekomst, als de vijanden van Israël verslagen zijn en het volk zelf in zijn land woont.

Verder is ook de uitdrukking “al wat leeft” of “alle vlees” van belang. Die uitdrukking betekent niet ‘alle dan levende mensen’, maar geeft aan dat het uitstorten van de Heilige Geest niet beperkt is tot de Joden. Ook dat aspect van de uitstorting van de Heilige Geest in de laatste dagen is duidelijk aanwezig bij wat op de Pinksterdag gebeurt.

Het is niet zo, dat God iedere nieuwe gelovige in staat stelde de Joodse taal te spreken, maar Hij liet Zijn getuigen de talen spreken van hun volksgenoten die onder de heidenen verstrooid zijn geweest. Dit is een bijzonder getuigenis van de genade die uitgaat naar de heidenen. Gelovigen uit de heidenen worden niet ingevoegd in het Joodse volk, maar zij krijgen als heidenen deel aan de zegen van de Heilige Geest. Hiermee wordt in zeker opzicht het oordeel opgeheven dat God in de spraakverwarring over de mensheid had gebracht. De taal vormt geen barrière meer.

De uitstorting van de Geest op alle vlees heeft volgens Joël tot gevolg dat er geprofeteerd wordt. Dat zien we ook hier door Petrus gebeuren. Zijn toespraak heeft als uitwerking dat de mensen in het hart worden getroffen en dat velen zich bekeren (Hd 2:37; 41). Dit beantwoordt precies aan het doel van profetie, want profeteren wil zeggen dat er wordt gesproken vanuit de tegenwoordigheid van God tot de harten en gewetens van mensen.

Wat betreft de uitstorting van de Geest op alle vlees is er nog een opmerkelijk verschil met het Oude Testament te melden. In het Oude Testament lijkt de Geest als gave alleen voorbehouden te zijn aan leidslieden zoals koningen en profeten. Dat het hele volk zou profeteren, bleef toen bij een, eens door Mozes uitgesproken, wens (Nm 11:29). Deze wens van Mozes is bij Joël een belofte van Jahweh geworden voor alle leden van Zijn volk: “Uw zonen en uw dochters zullen profeteren”, evenals “Mijn slaven” en “Mijn slavinnen”. Dat zal het geval zijn bij allen die het vrederijk zullen binnengaan.

Dit aspect van de uitstorting van de Heilige Geest is ook op en sinds de Pinksterdag in de gemeente aanwezig. De Geest is op alle gelovigen gekomen, zonder onderscheid naar stand of rang. Zo ontvangt ook ieder die zich bekeert de Heilige Geest van de belofte, zonder onderscheid naar geslacht, leeftijd – voor God bestaat er geen generatiekloof – of maatschappelijke status.

Hoewel Petrus ook de wonderen en tekenen citeert die Joël in verband met de komst van de Heilige Geest noemt, volgen deze niet direct op de uitstorting van de Geest. Dat komt omdat Israël als natie zich niet heeft bekeerd, maar ongehoorzaam is gebleven. Indien ze zich hadden bekeerd, zou de “grote en luisterrijke dag van [de] Heer” onder begeleiding van tekenen en wonderen onmiddellijk zijn aangebroken. Jahweh zou de vijanden zowel binnen Israël als daarbuiten tot bevrijding van Zijn volk hebben geoordeeld. Zijn optreden zou gepaard zijn gegaan met de verschijnselen die hier worden genoemd. Nu moet die dag nog komen. Daarom zijn ook die verschijnselen nog toekomst.

Ze zullen zeker plaatsvinden en wel nadat de gemeente is opgenomen. We vinden dat in Openbaring vanaf Openbaring 6. Onder het daar genoemde zesde zegel vinden oordelen plaats die sterk overeenkomen met wat Joël zegt en Petrus hier citeert (Op 6:12-14). Alle oordelen die vanaf Openbaring 6 plaatsvinden, vallen onder wat Joël noemt de “grote en ontzagwekkende” dag van Jahweh (Jl 2:31).

Deze oordelen banen de weg voor de wederkomst van Christus naar de aarde om Zijn rijk van vrede en gerechtigheid te vestigen. De “grote en luisterrijke dag van [de] Heer” is de dag van de terugkeer van de Heer Jezus – Hij is Jahweh – op aarde en Zijn regering die daarop volgt. Die dag is groot vanwege de omvangrijke gevolgen die Zijn komst en regering zullen hebben. Die dag is luisterrijk vanwege de heerlijke en zegenrijke gevolgen die Zijn komst en regering zullen hebben.

Vanwege de aangekondigde oordelen en de zegen die daarop volgt, besluit Petrus zijn citaat met het aanbieden van redding aan iedereen die zijn hopeloze situatie inziet. Die redding is alleen mogelijk door het aanroepen van de Naam van de Heer. Wie in vertrouwend geloof tot Hem nadert, komt niet om, maar wordt behouden.

Paulus haalt dit vers aan en verklaart het van algemene toepassing voor de verkondiging van het evangelie in de hele wereld (Rm 10:13). Er wordt in het evangelie geen onderscheid gemaakt in oordeel en ook geen onderscheid in het aanbieden van de behoudenis. Het is voor iedereen. Door alle eeuwen heen is de behoudenis alleen te vinden in het geloof in de Heer Jezus.

Copyright information for DutKingComments