Acts 2:47
Het eerste gemeenteleven
Met de toevoeging van ongeveer drieduizend gelovigen is de gemeente flink uitgebreid. Ondanks alle verschillen die er tussen die even zoveel leden van de gemeente bestaan, is er eenheid. Die eenheid is niet door menselijk toedoen ontstaan en die eenheid wordt ook niet door menselijke organisatie in stand gehouden. De harten van deze gelovigen zijn eenvoudig gericht op de Heer Jezus en daardoor krijgt de Heilige Geest gelegenheid ervoor te zorgen dat de gemeente een eenheid blijft. Dit gebeurt door de vier aspecten die hier worden genoemd en die het gemeenteleven volledig doortrekken en waarin ze blijven volharden. Deze aspecten hebben ook betrekking op de samenkomsten van de gelovigen die als het ware de hoogtepunten van de christelijke gemeenschap zijn. Dat kan echter alleen zo zijn als deze dingen het hele leven beheersen. “De leer van de apostelen” staat voorop. Onderwijs in Gods gedachten is het eerste wat pasbekeerden nodig hebben. Alleen zo kan er een gezond geestelijk leven groeien. Het volharden daarin betekent niet alleen een volhardend luisteren naar wat de apostelen zeggen, maar vooral ook een volhardend in praktijk brengen van het onderwijs dat de apostelen geven. Het volharden in de leer van de apostelen slaat dan ook op het hele leven van de gelovigen. Het eerste wat de gemeente kenmerkt na haar ontstaan is onderwerping aan de leer van de Heilige Geest door de apostelen, dat is nu de leer van het hele Nieuwe Testament. Dat voert tot het tweede aspect van gemeente zijn en dat is het hebben van “gemeenschap” met elkaar. De leer van de apostelen is de Schriftuurlijke basis voor alle vormen van gemeenschap die de gemeente kent. De gemeente is een gezelschap van mensen die elkaar vroeger niet kenden en totaal verschillende dingen deden. Wat hen kenmerkte, kenmerkt de wereld. Door het geloof in de Heer Jezus zijn die mensen nu een gemeenschap geworden waarin Hij hun gemeenschappelijke ‘belang’ is (1Ko 1:9), over Wie ze willen spreken en aan Wie ze willen denken. Dit gemeenschappelijke belang komt op bijzondere wijze tot uiting in het derde aspect, “de breking van het brood”, dat is de viering van het avondmaal of het gebruiken van de maaltijd van de Heer. In de uitdrukking van de gemeenschap, het breken van het brood, blijft de Heer voortdurend voor hun aandacht en brengt de diepste gevoelens voor Hem naar boven. Ten slotte is er het bewustzijn dat zij zelf geen kracht hebben en dat ze in alles afhankelijk zijn van God. Daarom blijven ze ook volharden “in de gebeden”. Wat de christenen doen en hoe ze leven, maakt allen bevreesd die er geen deel aan hebben. De ongelovigen nemen dingen waar die ze niet kunnen verklaren en waar ze geen vat op hebben. De kracht van de Geest wordt op indrukwekkende en ook door ongelovigen waar te nemen wijze gemanifesteerd. De wonderen en tekenen worden hier niet nader omschreven. In de volgende hoofdstukken zal Lukas er enkele noemen. De woorden “wonderen en tekenen” zijn dezelfde die ook voor de Heer Jezus worden gebruikt in Hd 2:22. Terwijl er buiten de gemeenschap van de gelovigen vrees is, is er onder de gelovigen een grote saamhorigheid. Ze zijn bij elkaar om de geestelijke zegeningen met elkaar te delen en ze delen ook al hun bezittingen met elkaar. Wat een verschil met onze tijd waarin gelovigen door allerlei oorzaken van elkaar zijn gescheiden en elkaar niet eens kennen. Velen die elkaar wel kennen, leven toch van elkaar gescheiden omdat ieder voor zichzelf leeft en niets van zijn welvaart met anderen deelt. Een echte christen kan het niet verdragen veel te hebben, terwijl anderen te weinig hebben. Misschien dat het kwam door de verwachting van de spoedige terugkeer van de Heer, maar de eerste christenen verkochten alles wat ze hadden en deelden het met elkaar. Dat deden ze overigens geheel vrijwillig, niemand dwong hen daartoe. Zoals gezegd, is hun saamhorigheid groot. Ze blijven bij elkaar, ook als het Pinksterfeest is afgelopen. Hun leven bestaat niet meer uit het houden van hoogtijdagen, maar uit een innerlijke verbinding met elkaar die er voortdurend is. Voor het beleven van hun verbondenheid met elkaar komen ze samen in de tempel en in de huizen. Ze bouwen geen geldverslindende kerken, maar worden gekenmerkt door eenvoud en vertrouwen op God. Een met juwelen omhangen Christuskind in de Dom in Rome en hongerige straatkinderen net daarbuiten zijn niet met elkaar te rijmen. De eerste gemeente heeft niets van alles wat wij vandaag hebben, zoals gebouwen, geld, politieke invloed, sociale status, en toch worden er veel zielen gewonnen. Aan de ene kant houden deze christenen nog vast aan de Joodse godsdienstige gewoonten door naar de tempel te gaan. Aan de andere kant beleven ze in hun huizen de werkelijke christelijke gemeenschap. Elke dag breken zij het brood tot gedachtenis aan hun Heer en genieten van de gemeenschap met elkaar tijdens liefdemaaltijden. Bij dit alles prijzen zij God. Hun vreugde en lofprijzing zijn niet het gevolg van hun verlossing, zoals dat bij Israël het geval was in Exodus 15 (Ex 15:1). Het is de vreugde van gelovigen die nu delen in de liefde van God. Zij hebben deel gekregen aan Zijn natuur en zijn met God in verbinding gebracht als hun Vader en de Heilige Geest heeft woning in hen gemaakt. Hun hele wijze van leven dwingt respect af bij het volk. Als christenen leven zoals de Heer het bedoelt, is dat een zegen voor de omgeving. De Heer laat Zich niet onbetuigd bij een dergelijke wijze van leven. Dagelijks voegt Hij toe aan de gemeenschap. Daardoor wordt het getal van hen die behouden worden steeds groter. De behoudenis is voor de eeuwigheid. Het kan ook zijn dat de behoudenis die hier wordt bedoeld, te maken heeft met de verwoesting waaraan Jeruzalem in het jaar 70 zal worden prijsgegeven als Gods oordeel over het oude systeem. Wie zich bekeerde, ontkwam daaraan, hij werd daarvan behouden.NB Wat ‘dagelijks’ in de vroege gemeente gebeurde: elkaar ontmoeten (Hd 2:46); zielen tot bekering brengen (Hd 2:47); in aantal toenemen (Hd 16:5); de Schriften onderzoeken (Hd 17:11).
Copyright information for
DutKingComments