Acts 21:10-12

Bij Filippus en de gelovigen in Caesaréa

De zeereis eindigt in Caesaréa. Vandaar zal de reis verder over land gaan. In Caesaréa zoekt Paulus de evangelist Filippus op, die een van de zeven diakenen was (Hd 6:5). Na zijn prediking in Samaria en zijn ontmoeting met de Ethiopische kamerling was Filippus in Caesaréa gekomen (Hd 8:5; 40). Daar is hij blijven wonen. Hij is getrouwd en heeft vier ongehuwde dochters die allen profeteren.

Het huis wordt nadrukkelijk “het huis van de evangelist Filippus” genoemd en het profeteren van zijn dochters staat dan ook daarmee in verbinding. Zo profeteerde ook Debora thuis (Ri 4:4-5). Ook aan vrouwen geeft de Heer de gave van profetie. De dochters van Filippus hebben gesproken tot vermaning, stichting en vertroosting (1Ko 14:3). Ze hebben dat thuis gedaan en niet in de samenkomst van de gemeente, want daar is het voor vrouwen niet toegestaan (1Ko 14:34). Het zijn dan ook niet de dochters van Filippus die te midden van de gemeente een boodschap voor Paulus hebben. Daarvoor wordt Agabus door de Heer vanuit Judéa naar Caesaréa gestuurd.

Agabus beeldt eerst zijn boodschap uit. Hij neemt de gordel van Paulus en bindt zichzelf daarmee, vanzelfsprekend eerst zijn voeten en daarna ook zijn handen. De gordel is een beeld van dienst. De dienst van Paulus aan de Joden zal ertoe leiden dat hij door hen gevangengenomen zal worden. Dan spreekt Agabus als de mond van de Heilige Geest uit wat er met Paulus in Jeruzalem zal gebeuren.

Wat vandaag de zogenaamde profeten beweren als zij zeggen ‘zo zegt de Here’, vinden we bij geen enkele nieuwtestamentische profeet, maar alleen bij profeten in het Oude Testament. De zogenaamde hedendaagse profeten zijn met een dergelijke uitspraak dan zeker niet nieuwtestamentisch bezig.

Agabus heeft een boodschap die rechtstreeks van de Heilige Geest komt. Deze boodschap is niet bedoeld om Paulus alsnog ertoe te bewegen zijn plan om naar Jeruzalem te gaan op te geven, maar is een nadere invulling van het eerdere getuigenis dat de Geest heeft gegeven (Hd 20:23).

Als het gezelschap dat Paulus begeleidt en ook de plaatselijke gelovigen horen wat Agabus zegt door de Heilige Geest, willen ze Paulus ervan weerhouden om op te gaan naar Jeruzalem. Het antwoord van Paulus op hun dringende verzoek om niet te gaan is het antwoord van een innerlijk diep overtuigd man. Waar Paulus zich op andere plaatsen wel heeft laten waarschuwen en het gevaar is ontvlucht, doet hij dat hier niet, vanwege zijn sterke natuurlijke liefde voor zijn volk naar het vlees. God staat hierboven en gebruikt dit alles om er Zijn doel mee te bereiken.

Hun tranen doen Paulus wel wat, maar veranderen hem niet in zijn opzet. Zijn motieven zijn goed, hij is niet zelfzuchtig, het gaat hem om zijn verblinde landgenoten aan wie hij zo graag de Heer Jezus als Messias wil voorstellen. Hij denkt daarbij niet aan zichzelf. Het past ons niet Paulus verwijten te maken, maar hem te bewonderen. Die bewondering geldt niet de mens Paulus, maar zijn toegewijde liefde.

Hij heeft het ervoor over niet alleen gebonden te worden, maar zelfs te sterven in Jeruzalem, niet voor zijn volk of zijn idealen, maar “voor de Naam van de Heer Jezus”. Dat is het enige wat hem drijft. Daarom is zijn vastbeslotenheid geen vertrouwen op het vlees, zoals dat bij Petrus zichtbaar is geworden in zijn verloochening van de Heer (Lk 22:33-34). Het gaat hem in alles om de Naam van de Heer Jezus.

Als duidelijk is dat Paulus niet van gedachten zal veranderen, geven zowel het reisgezelschap als de plaatselijke gelovigen de zaak in de handen van de Heer. Ze doen er verder het zwijgen toe. Er is een tijd om te spreken, er is ook een tijd om te zwijgen (Pr 3:7). Ze beseffen dat zij niet alles naar hun eigen hand kunnen zetten. Gods wil is soms zoveel ingewikkelder dan wij kunnen beredeneren. Gods wil wordt altijd volbracht, maar soms zoveel anders dan wij misschien denken. Het getuigt van wijsheid om vooral dan te zeggen: “Moge de wil van de Heer gebeuren.”

Copyright information for DutKingComments