Acts 22:3

Afkomst en vroegere levenswandel

Paulus spreekt zijn gehoor aan met “mannen broeders en vaders”. De aanspreekvorm ‘mannen broeders’ geeft zijn verbondenheid met hen aan, terwijl hij door hen als ‘vaders’ (van het volk) aan te spreken zijn respect voor hen tot uitdrukking brengt. Hij vraagt hun te luisteren naar zijn verdediging tegenover hen.

Het was al doodstil op het plein, maar het wordt nog stiller als ze horen hoe hij hen in hun eigen taal aanspreekt. Hij plaatst zich zo dicht mogelijk bij hen. De verdediging van Paulus bestaat uit het vertellen van zijn bekering. Hij vertelt zijn verhaal hier aan de Joodse menigte. In Handelingen 26 zal hij zijn bekeringsgeschiedenis nog een keer vertellen, daar aan koning Agrippa en zijn gevolg, voor een publiek dat bestaat uit hooggeplaatsten. In Handelingen 9 hebben we die geschiedenis ook al voor ons gehad, maar dan zoals die door de Heilige Geest aan Lukas is gegeven om op te schrijven.

In zijn verantwoording voor de Joden hier gaat het erom aan te geven dat hij een getrouwe Jood is en geen afvallige. Ook maakt hij duidelijk dat hij overal waar hij volgelingen van de Messias maakt, dat doet zonder hen te verplichten de wet te houden. Hij verklaart daarbij dat hij dit niet doet uit eigen beweging, maar omdat hij daartoe een roeping van boven, uit de hemel, heeft ontvangen.

Hij herhaalt voor het volk wat hij ook tegen de overste heeft gezegd ten aanzien van zijn afkomst. Hij is een Joods man, dat wil zeggen een van hen. Hij is geboren in Tarsus in Cilicië, het huidige Turkije, waar een grote Joodse gemeenschap was. Stéfanus heeft in Jeruzalem nog geredetwist met Joden uit Cilicië (Hd 6:9), maar die mannen konden de geest en wijsheid van Stéfanus niet weerstaan. Hier staat ook een Jood uit Cilicië, maar een heel andere dan de Jood die destijds instemde met de dood van Stéfanus. Hoe die verandering tot stand is gekomen, gaat hij dadelijk vertellen.

Eerst neemt hij zijn gehoor nog mee op zijn levensreis, waarbij hij aantoont hoeveel hij en zijn gehoor gemeenschappelijk hebben. Hij vertelt dat hij van Tarsus naar “deze stad”, dat is Jeruzalem, is verhuisd om hier te worden opgevoed. Paulus is in Tarsus opgegroeid te midden van het heidendom. In Jeruzalem is hij doorkneed geraakt in de voorvaderlijke wet waaraan hij zich ook in zijn hele gedrag volkomen heeft onderworpen.

Hij heeft aan de voeten van de algemeen gerespecteerde Gamaliël gezeten en van hem onderwijs gekregen. Gamaliël had volgens de overlevering vijfhonderd leerlingen, onder wie Paulus boven allen uitblonk (Gl 1:13-14). Alle tradities die met de wet samenhangen, heeft hij in zich opgenomen en hebben hem gevormd. Alles wat hij leerde, bracht hij met ongekende ijver in praktijk, zoals zij dat nog steeds doen. Wat zichzelf betreft, spreekt hij in de verleden tijd, wat hen betreft in de tegenwoordige tijd.

Zijn vroegere levenswandel komt helemaal met hun voorstellingen overeen. Hij maakt hun het compliment dat zij ijveraars zijn voor God. In de brief aan de Romeinen zegt hij erbij dat het een ijver is zonder verstand (Rm 10:2). Hij vertelt hoe hij in blinde ijver voor de handhaving van de voorvaderlijke wet ten strijde trok tegen alles wat het belang van die wet aan de kant schoof. Daarom moesten de christenen het ontgelden.

Deze nieuwe “Weg”, deze nieuwe sekte of stroming of richting in het Jodendom, zoals het christendom in de begintijd nog werd gezien, was in zijn ogen een enorme bedreiging voor de godsdienst van de vaderen. Ieder die voor deze Weg koos, verdiende het om gedood te worden. Daarvoor leverde hij, zonder enig onderscheid te maken tussen mannen en vrouwen, hen die tot deze Weg behoorden over aan boeien en in gevangenissen.

In zijn gedrevenheid reisde hij daarvoor zelfs naar Damascus om ook vandaar discipelen naar Jeruzalem te brengen. Als hij ze eenmaal had gearresteerd, deed hij er alles aan dat ze hem niet meer ontkwamen. Daarom boeide hij hen en vervoerde hen geboeid naar Jeruzalem. De getuigenissen aangaande de waarheid van zijn handelwijze kunnen worden verkregen bij de hogepriester en de hele raad van de oudsten. Zij weten daarvan, want zij hebben hem van brieven voorzien om zijn ‘werk’ te doen.

Copyright information for DutKingComments