Acts 23:5
Paulus in conflict met de hogepriester
Paulus keert zich tot de Raad en spreekt hen toe. Hij wordt niet eerst ondervraagd, maar neemt gelijk het woord. Hij staat op hetzelfde niveau als zij, want zij zijn allebei partij voor de overheid die door de overste vertegenwoordigd wordt. Met zijn aanhef “mannen broeders” maakt hij opnieuw de band duidelijk die hij met hen heeft, hij vereenzelvigt zich met hen en verzekert zich van hun aandacht. Hij begint met het getuigenis van een volkomen goed geweten voor God. Hij heeft dat altijd gehad (2Tm 1:3), ook toen hij de gemeente vervolgde. Hij meende immers God een dienst te doen (Jh 16:2). Het toont dan ook aan hoe relatief het geweten is. Zijn verandering, zijn bekering, heeft geen gevolgen voor de werking van zijn geweten. Ook na zijn bekering heeft hij niet anders gedaan dan waarvan hij voor God overtuigd was. Hij is er altijd op bedacht zijn geweten vrij te houden van enige aanklacht tegen zichzelf (Hd 24:1). Een goed geweten kan men behouden wanneer men alles, waartoe dit geweten aanzet, oprecht en streng uitvoert. Tegelijk is het geweten een strikt persoonlijke zaak. Alleen als het onderworpen is aan Gods Woord, kan het functioneren op een wijze die tot zegen van anderen en tot eer van God is. Juist omdat het geweten zo sterk persoonsgebonden is, is het geen sterk argument voor de verdediging van een beslissing. Het is subjectief en ook door niemand te controleren. Deze woorden over zijn geweten zijn de enige woorden die Paulus kan zeggen. Hij krijgt geen kans iets over de Heer Jezus te zeggen. De hogepriester wordt kwaad, mogelijk zowel door de voortvarendheid van Paulus als door wat Paulus zegt. Hoe waagt deze afvallige Jood het te spreken over een wandel voor God met een goed geweten! Hij wil direct het initiatief terug en neemt dat door opdracht te geven Paulus met geweld de mond te snoeren. Als Paulus dat hoort, reageert hij direct met een scherpe opmerking. Zijn antwoord is terecht, maar het openbaart niet de zachtmoedigheid van Christus (vgl. Mk 14:60-62). Het oordeel dat Paulus hier uitspreekt, heeft het karakter van een profetie die volgens de ongewijde geschiedenis ook is uitgekomen. De uitdrukking die Paulus voor de hogepriester gebruikt, “gewitte wand”, heeft hij niet zelf bedacht. Hij heeft die ontleend aan de profeet Ezechiël die deze uitdrukking gebruikt voor de huichelachtige oversten van Israël die het volk hebben doen dwalen (Ez 13:10; vgl. Mt 23:27). Hun wijze van spreken leek op het gebruik van witte kalk, waarmee scheuren en gaten werden bedekt zodat ze niet meer te zien waren. Hun woorden maakten de gescheurde toestand onder het volk niet alleen onzichtbaar, maar gaven het een fraai aanzien. God zal die toestand echter openbaren en oordelen. De omstanders worden over het uitschelden van de hogepriester verontwaardigd. Voor hen is het de hogepriester van God. Kennelijk is de hogepriester niet gekleed in zijn ambtskleed en daardoor voor Paulus niet als zodanig herkenbaar. Ook is het mogelijk dat Paulus hem niet goed zag. Hij had slechte ogen (Gl 4:15; Gl 6:11). Paulus toont respect voor het ambt, niet voor de man. Hij spreekt ook niet over ‘de hogepriester van God’. Wel aanvaardt hij de correctie op zijn uitval omdat hij innerlijk aan een woord uit de Schrift wordt herinnerd (Ex 22:28). Het Woord brengt Paulus tot belijdenis. Het geciteerde woord gaat niet over een hogepriester, maar over iemand die gezag heeft over het volk. Het beginsel is algemeen en daarom ook van toepassing op de hogepriester, vanwege zijn ambt, hoe onwaardig de man zich dat ambt ook gedraagt. Paulus probeert niet zijn uitspraak te relativeren door de tekst anders te verklaren. Dit is een voorbeeld voor ons. Voor hem geldt niet wat de Heer kon zeggen: “Wie van u overtuigt Mij van zonde?” (Jh 8:46a). De Heer zou ook nooit hoeven zeggen: ‘Ik wist niet.’ Hij antwoordde de hogepriester op volmaakt waardige wijze en kreeg daarvoor ook een slag in het gezicht. Zijn reactie daarop was even volmaakt waardig als Zijn eerdere opmerking (Jh 18:22-23).
Copyright information for
DutKingComments