Acts 24:1

Paulus voor Felix aangeklaagd

Om de zaak goed voor te bereiden heeft de Raad de tijd genomen. Ze hebben ook een redenaar in de arm genomen. Na vijf dagen verschijnen ze met deze redenaar, een zekere Tertullus, voor de stadhouder en dienen bij hem een aanklacht in tegen Paulus. Tertullus is grondig door de Raad ingelicht en zou hun zaak met verve, maar zonder succes, naar voren brengen. Hij is ingehuurd vanwege zijn redenaarstalent, maar heeft innerlijk geen enkele binding met de zaak zelf.

Hij begint zijn redevoering met een enorm stuk vleierij. De “grote vrede” die zij “genieten” en de “hervormingen voor dit volk” die Tertullus aanprijst als zouden die door het beleid van Felix tot stand zijn gekomen, zijn grove leugens. Er is niets van een dergelijk beleid van deze man bekend die integendeel bekendstond als een man van laag allooi. De dankbaarheid is buitengewoon geveinsd, het is huichelarij van de bovenste plank. De Joden konden het bloed van deze man wel drinken, maar ze houden zich bij deze huichelarij muisstil of knikken instemmend.

Met zijn juridische vleitaal speelt Tertullus in op de gevoelens van de stadhouder. De stadhouder hoefde slechts een ogenblik te luisteren en de zaak zou hem volkomen duidelijk zijn. Dan kon de stadhouder zich weer met de echt belangrijke en moeilijke zaken gaan bezighouden. Van de man die hier voor hem staat, is gebleken dat hij een pest is. Het is een ziek man die ook nog eens ziekte verspreidt. Het is overduidelijk dat hij een verwekker van oproeren is onder alle Joden over het hele aardrijk. Kan iemand een nog groter misdadiger zijn? Daarbij is hij ook nog eens aanvoerder van een staatsgevaarlijke sekte, die van de Nazoreeërs.

Tertullus zwenkt gemakkelijk van het ene uiterste naar het andere. Hij roemt Felix als een hoogstaand man die in aanzien is, terwijl hij in dezelfde ademtocht de hoogstaande apostel voorstelt als een pest, iemand die schadelijk is voor de volksgezondheid. Met dit alles wil Tertullus de indruk wekken dat Felix het hele aardrijk een geweldige dienst bewijst als hij deze man veroordeelt. Hij verwijdert een rotte vrucht die anders verder alle mooie vruchten van het Romeinse beleid aantast, waarvan ook de Joden een prachtige vrucht zijn.

Inderdaad was “deze man” een “verwekker van oproeren”. Overal waar hij kwam, kwam er rumoer en onrust onder de Joden. Alleen waren zij, de Joden, zelf de onruststokers. Tertullus stelt Paulus voor als een bendeleider van “de sekte van de Nazoreeërs”, een naam voor de christenen die we alleen hier vinden. Hij maakt van de volgelingen van de Nazoreeër, de Heer Jezus, een bende.

Tertullus doet ook de grote beschuldiging, zij het in een afgezwakte vorm, met betrekking tot de ontheiliging van de tempel. Hij stelt het voor alsof Paulus heeft “geprobeerd” de tempel te ontheiligen, wat feitelijk betekent dat hij het niet heeft gedaan. Maar ook de poging is al een reden geweest hem te grijpen en naar “onze” wet te oordelen. Het is nog steeds de oude leugen dat Paulus zijn Griekse vriend Trófimus in de tempel wilde brengen.

Om de beschuldiging te versterken verwijst Tertullus naar wat Lysias heeft gedaan in de bevrijding van Paulus. Het lijkt erop dat Tertullus daarmee wil zeggen dat Lysias dat beter niet had kunnen doen, want dan had Felix niet zijn goede tijd aan deze zaak hoeven te besteden. Door te spreken over “groot geweld” laat Tertullus ook doorschemeren hoe graag ze deze man uit de weg hadden geruimd. Maar de zaak is nu eenmaal zo gelopen. Ze hebben gedaan wat Lysias heeft geboden en zijn naar Felix toegekomen. Felix zal wel begrijpen dat je dat niet doet als je niet heel zeker van je zaak bent.

Terwijl Tertullus zijn pleidooi zo voert, hebben de Joden telkens hun instemming getoond. Ze zijn Tertullus bijgevallen door te beweren dat het allemaal zo is zoals hij het voorstelt.

Copyright information for DutKingComments