Acts 26:13

De bekering van Paulus

De overpriesters hadden in hem een geweldig middel voor hun boze opzet. Ze gaven hem maar wat graag volmacht en opdracht om deze nieuwe richting ook in Damascus op te sporen en uit te roeien. En dan gebeurt het totaal onverwachte. Op het hoogtepunt van zijn fanatisme komt de omkeer. In het vuur van zijn verslag beleeft Paulus opnieuw die indrukwekkende gebeurtenis. Wat hij toen zag, kan hij niet loochenen. Hoe kan iemand een persoonlijke ervaring, iets wat hij zelf heeft waargenomen, loochenen?

Door de uitroep “o koning” spreekt Paulus Agrippa nog een keer nadrukkelijk persoonlijk aan en beklemtoont voor hem de waarneming die hij deed. Hij zag midden op de dag een licht dat stralender is dan de middagzon. Dat kan niet anders dan het licht van de Heer Jezus zijn, Die “de Zon van de gerechtigheid” wordt genoemd (Ml 4:2). Tot op dit moment was deze man verblind door zijn wettische ijver tegen de genade van God in Christus. Dan schijnt het licht in zijn ziel. Dan openbaart diezelfde Christus Zichzelf en vaagt daarmee alles, waarop hij zich als Jood heeft beroemd en waarin hij heeft gerust, weg en maakt het tot niets.

Dit is het moment van zijn bekering. De gevangenbewaarder is in het holst van de nacht tot bekering gekomen (Hd 16:25; 33), Paulus komt op het helderst van de dag tot bekering. De indruk die dit op hem heeft gemaakt, stelt hij hier weer groter voor dan de vorige keer dat hij zijn bekeringsgeschiedenis verhaalde. Toen sprak hij over “een fel licht” uit de hemel (Hd 22:6). Nu spreekt hij over een licht uit de hemel dat “sterker” is “dan de glans van de zon”. Het laat zien dat zijn indruk van Wie de Heer is, steeds groter werd. Zo zou het ook met ons moeten zijn. Hoe langer we met de Heer leven, des te groter moet Hij voor ons worden. Van die toenemende grootheid zouden wij ook steeds moeten kunnen getuigen.

Het licht omstraalde niet alleen Paulus, maar ook allen die met hem reisden. Allen vielen ook op de grond. Wat door de metgezellen van Paulus mogelijk als niet meer dan een natuurverschijnsel is opgevat, betekende voor Paulus heel wat meer. Hij hoorde een stem die hem aansprak in de Hebreeuwse taal en met zijn Hebreeuwse naam.

Zijn naam Saul herinnert aan koning Saul. Mogelijk hebben zijn ouders hem zo genoemd omdat ze van hem hetzelfde verwacht hebben als wat ze in Saul hebben gezien. Koning Saul was groter dan al het volk en zij wilden dat hun zoon dat ook zou zijn. Die parallel is in geestelijke zin ook uitgekomen en dat niet alleen in het feit dat hij in kennis en ijver uitstak boven al zijn leeftijdgenoten. Koning Saul werd een vervolger van Gods gezalfde koning David; de nieuwtestamentische Saul werd een vervolger van Gods Messias, dat betekent ‘Gezalfde’.

In die weg van verzet tegen en vervolging van de Messiasgelovige Joden is Saul wel door God gewaarschuwd. God heeft hem de prikkels van Zijn Woord laten voelen (Pr 12:11). Deze prikkels kunnen we ontdekken in het getuigenis van Stéfanus en dat van andere gelovigen die hij martelde. De woorden van die gelovigen deden hem wel wat, maar hij wilde er niet naar luisteren. Totdat het moment van de doorbraak kwam op de weg naar Damascus.

Het antwoord op de vraag van de Heer is een vraag van Paulus waaruit direct al zijn onderwerping blijkt. Hij vraagt: “Wie bent u Heer?” Het antwoord is dat hij “Jezus” vervolgt. Maar hij vervolgde toch de gemeente? Hier zien we dat ‘Jezus’, de naam van de Heer in Zijn vernedering op aarde, Zich een verklaart met Zijn vervolgde en vernederde gemeente. Paulus waande Hem dood en zag de Weg Die hij vervolgde als gevaarlijk. Dat beeld en al zijn daaruit voortvloeiende activiteiten waarmee hij meende God een dienst te bewijzen, worden door deze ontmoeting plotseling volkomen onderuitgehaald.

Copyright information for DutKingComments