Acts 28:4
Paulus door een adder gebeten
Voordat Paulus aan getuigen toekomt, gebeurt er iets dat het te geven getuigenis grote kracht zal bijzetten. De drenkelingen worden door de inheemsen bij een vuur genodigd om zich daar te drogen en te warmen. Ze zijn kletsnat en het begint ook nog eens te regenen, zodat van drogen nog niet veel terechtkomt. Voor een dergelijk groot gezelschap is een groot vuur en daarom veel hout nodig. Daarvoor moet hout worden gesprokkeld. Daarbij helpt Paulus mee. Hij voelt zich niet te belangrijk om te helpen bij het takken verzamelen. Een gemeenschappelijke activiteit geeft warmte voor allen. Het nederigste werk heeft dat effect. Iets doen voor de Heer houdt je liefde voor Hem en de medegelovigen warm en voorkomt dat je geestelijk verkleumt. Paulus verzamelt een “hoop takken”, een menigte, niet slechts een paar takjes. Als hij het hout op het vuur heeft gelegd en zich wil gaan warmen, komt er door de hitte een adder uit die zich in zijn hand vastbijt. De adder is een beeld van de duivel. De duivel houdt er niet van als gelovigen om elkaar geven. Hij houdt niet van de warmte van de broederliefde en zal proberen die te verstoren. Zoals hitte slangen wakker maakt, zo maakt de liefde onder de broeders de duivel als het ware wakker. Als gelovigen koud zijn of slapen, houdt de duivel zich ook slapend. Als de inheemsen het beest aan Paulus´ hand zien hangen, staan ze direct klaar met een theorie die nergens op slaat, of het moet zijn dat het hun afgodische manier van denken openbaar maakt. Een dergelijke beoordeling kan ook bij christenen voorkomen. Ook christenen kunnen klaarstaan met een verklaring als iemand iets ergs overkomt. De reactie van Paulus is de reactie van het geloof (Mk 16:18; Lk 10:19). Hij schudt het beest van zich af in het vuur. Dat moet ook onze reactie zijn als de duivel ons te pakken wil nemen. We moeten hem in het geloof op de plaats zetten waar hij eeuwig zal zijn: het vuur (Op 20:10). De inheemsen hebben hun mening gegeven over de adder die zich in de hand van Paulus had vastgebeten. Ze hebben ook hun mening over de gevolgen ervan: het is óf opzwellen óf plotseling dood neervallen. Geen van beide gebeurt. In geestelijk opzicht kan de volgende toepassing worden gemaakt. De hand spreekt van activiteit, van bezig zijn. Als we bezig zijn met een werk voor de Heer, kan de duivel zich daarin vastbijten. Als we dan niet kordaat optreden en de duivel de hem toekomende plaats wijzen, zullen we opzwellen, dat betekent hoogmoedig worden op wat we voor de Heer doen. Of we vallen plotseling dood neer, dat wil zeggen dat er bij ons geen leven voor God meer zichtbaar wordt. Daarom moeten we de duivel geen plaats geven (Ef 4:27), dat wil zeggen dat we hem geen gelegenheid moeten geven zijn schadelijke werk bij ons te verrichten. Als de verwachte gevolgen uitblijven, veranderen de inheemsen van mening. We hebben hier een nieuw bewijs hoe gemakkelijk mensen van mening veranderen, zoals we eerder in Lystra hebben zien gebeuren, maar dan het omgekeerde (Hd 14:11-19). Zulke redeneringen houden mensen erop na die alleen naar het uiterlijk oordelen. God heeft Zijn eigen plan met deze gebeurtenis. Hij gebruikt die om aan te geven dat te midden van alle gevangenen deze man Zijn dienaar is.
Copyright information for
DutKingComments