Acts 3:24

De Profeet door God verwekt

Dat God de tijden van de herstelling van alle dingen zal laten aanbreken, heeft alles te maken met Hem naar Wie Petrus weer verwijst door een citaat van een van die ‘heilige profeten van oudsher’, namelijk Mozes (Dt 18:15-19). Evenals voor David, die Petrus in Handelingen 2 heeft geciteerd, hadden de Joden ook voor Mozes grote bewondering. Mozes heeft gesproken over een Profeet Die door God zou worden verwekt op dezelfde wijze als God hem had verwekt.

Mozes was door God als profeet voor Zijn volk verwekt in een tijd dat het volk in slavernij en grote nood was. Dat is met de Heer Jezus ook zo gebeurd. Evenals Mozes te midden van zijn broeders was verwekt, zo is de Heer Jezus ook te midden van Zijn broeders gekomen, dat wil zeggen dat Hij, door als Israëliet geboren te worden, Israëliet is geworden. In het citaat roept Mozes op om naar Hem te horen. Dat houdt Petrus zijn gehoor voor.

Naast de overeenkomsten die er zijn tussen Mozes en de Heer Jezus als profeet, is er ook een groot verschil. Mozes is een instrument geweest die woorden van God heeft doorgegeven. Maar niet alles wat Mozes heeft gezegd, waren woorden van God. Wat de Heer Jezus echter zou zeggen en ook gezegd heeft, waren allemaal uitsluitend woorden van God. Daarom zegt Mozes dat het volk naar Hem moet horen “overeenkomstig alles wat Hij tot u zal spreken”. “Alles” wil zeggen elk woord, geen woord uitgezonderd. Mozes voegt er ook de ernstige waarschuwing aan toe dat wie niet naar die Profeet hoort, zal worden uitgeroeid uit het volk. Daardoor is zo iemand voorgoed afgesneden van de zegen die het deel van dat volk is als Hij zal regeren.

En niet alleen Mozes heeft gesproken over de komst van die Profeet, de Heer Jezus. Vanaf Samuel, de eerste door God aangestelde profeet in Zijn volk, heeft God gewezen op de komst van Zijn Zoon. Alle profeten die na Samuel zijn gekomen, hebben dat gedaan. Petrus wijst het volk op hun bevoorrechte positie als zonen van de profeten. Hij bedoelt daarmee ook te zeggen dat ze moeten wandelen in de weg die de profeten het volk hebben voorgehouden, omdat alleen via die weg de zegen van God ontvangen kan worden. Die weg is altijd de weg van berouw en bekering.

Verder zijn ze niet alleen zonen van de profeten, maar ook van het verbond dat God met hun vaderen heeft gemaakt en waarin Hij hun Zijn zegen heeft beloofd. In dat verbond heeft God gewezen op zegen voor het lichamelijk nageslacht van Abraham, dat is het volk tot wie Petrus hier spreekt. Tevens heeft God door middel van het nageslacht van Abraham ook zegen beloofd aan alle families van de aarde (Gn 12:3; Gn 18:18; Gn 22:18; Gn 26:3-4; Gl 3:8). Gods zegen in het vrederijk gaat via Israël naar de hele aarde. Daarom heeft God in de eerste plaats de Heer Jezus, Die Petrus hier weer Gods “Knecht” noemt (Hd 3:13), tot hen gezonden.

Het “doen opstaan” ziet niet op de opstanding, maar ziet op de verwekking van de Heer Jezus als Mens op aarde. Als het om de opstanding uit de dood gaat, lezen we niet dat God Hem heeft doen opstaan, maar dat Hij Zelf is opgestaan. Als het over Gods werk in de opstanding gaat, lezen we dat God Hem heeft ‘opgewekt’. Het ‘doen opstaan’ ziet dan ook op de eerste komst van de Heer Jezus naar de aarde, Zijn geboorte en Zijn leven, zoals we dat beschreven vinden in de evangeliën.

De zegen die God met de zending van de verheerlijkte Christus wil geven, is het volk van hun boosheden afbrengen. De boosheden zijn de verhindering om de zegen te kunnen ontvangen. Als zij die boosheden belijden, is die verhindering weggenomen. Dat is al een geweldige zegen die tevens de deur opent naar de nog grotere zegeningen van het vrederijk.

Copyright information for DutKingComments