Acts 5:1-10

Het bedrog van Ananias en Saffira

De twee verzen aan het slot van het vorige hoofdstuk over Barnabas zijn een inleiding op de geschiedenis van Ananias en Saffira. Ananias betekent ‘God is genadig’, maar we leren hier dat God ook heilig is; Saffira betekent ‘mooi’, maar we leren hier dat haar hart smerig is door de zonde.

In het vorige hoofdstuk toont de Geest Zijn kracht en gezag buiten de gemeente, hier doet Hij dat in de gemeente, tegen het kwaad. God kan geen kwaad verdragen in de plaats waar Hij woont. De satan is er altijd op uit geweest zijn slechte invloed te laten gelden waar God aan het werk is en zegent. Hij vindt ook altijd wel mensen die bereid zijn zich door hem te laten gebruiken.

Wat Ananias en Saffira doen, staat in groot contrast met de handelwijze van Barnabas. Het lijkt erop dat Ananias en Saffira jaloers zijn op Barnabas. Aangestoken door de vrijgevigheid van Barnabas en anderen wil Ananias niet achterblijven. Hij overlegt met zijn vrouw om ook een eigendom te verkopen en doet het dan ook.

Evenals de satan bij Judas Iskariot gebruikmaakte van de geldzucht van de mens, zo doet hij dat bij Ananias en Saffira. Ananias heeft er met zijn vrouw over gesproken om niet het hele bedrag van de verkoop te brengen, maar slechts een deel. Het hele bedrag geven gaat hun te ver, maar ze willen wel de indruk wekken dat ze het hele bedrag geven. Tot een dergelijk gedrag kan iemand komen die mogelijk een waar christen is, maar die het zondige vlees de kans geeft in zich te laten werken.

Zij willen de eer hebben van de toewijding die de Heilige Geest werkt, zonder dat ze zichzelf verloochenen. Hun hebzucht strekt zich uit zowel naar geld als naar eer. Het offer dat zij willen brengen, gaat hun geestelijke toestand te boven. Ze willen de goede daden van anderen nadoen, zonder dat hun hart volkomen onderworpen is aan de Heer. Terwijl man en vrouw elkaar zouden moeten corrigeren, bevestigen Ananias en Saffira elkaar in het kwaad. De vrouw is hier niet de hulp voor haar man die God bedoeld heeft dat ze zou zijn.

Het bedrog van Ananias geoordeeld

Als Ananias met het geld bij Petrus komt, stelt Petrus het bedrog van Ananias direct aan de kaak, zonder dat we horen dat Ananias een woord zegt. De Heilige Geest kan Petrus feilloos duidelijk maken dat hier een man komt die niet oprecht is en tegen Hem liegt. Door de Heilige Geest kan Petrus de geest onderscheiden die in Ananias aan het werk is (1Ko 12:10). Ananias handelt niet onder aandrang van de Heilige Geest, maar onder aandrang van de satan die hij in zijn hart heeft toegelaten en die zijn hart heeft vervuld. Als de satan het hart vervult, is de mens tot de meest vermetele huichelarij in staat, zonder zich te realiseren dat God veel groter is.

Petrus ontmaskert het werk van de satan. Liegen is het werk van de satan. De satan is de aartsleugenaar, de vader van de leugen (Jh 8:44; Gn 3:4; 13). Ananias had best iets van de opbrengst mogen achterhouden, niemand verplichtte hem alles te geven. Maar dan had hij niet moeten doen alsof hij alles gaf. Dat is leven in de leugen en met die leugen ook anderen bedriegen. Petrus maakt duidelijk dat Ananias geen enkele verplichting had om het eigendom te verkopen (vgl. 2Ko 9:7). Als iemand christen geworden was, raakte hij zijn eigendommen niet kwijt. Petrus zegt dan ook dat na de verkoop het geld van hem bleef. Er was geen verplichting het af te dragen.

Petrus stelt het allemaal in vragende vorm. Hij doet dat niet omdat Ananias mogelijk onbekend is met de gang van zaken in de gemeente, maar omdat hij die goed kent en er bewust anders mee is omgegaan. Dan houdt hij Ananias de vraag voor waarom hij zich deze daad in zijn hart heeft voorgenomen. Dat kan niet anders zijn dan om de schijn te wekken van volledige trouw aan God en van volledig vertrouwen op God, terwijl er in werkelijkheid wordt vertrouwd op aards bezit. Dit gedrag is niet liegen tegen mensen, maar liegen tegen God.

Het is een liegen tegen de Heilige Geest, Die door Petrus nadrukkelijk “God” wordt genoemd. De Heilige Geest is God. Ananias en Saffira wilden leugen naar binnen brengen in een plaats waar God aanwezig is. Ze waren Zijn tegenwoordigheid vergeten en dat niets voor Hem verborgen is. God woont te midden van Zijn volk zowel in genade als in heiligheid. Dit is een feit van geweldig belang!

De uitwerking daarvan zien we in het oordeel dat Ananias en Saffira treft. Zonder dat Ananias de kans krijgt om een woord tot zijn verdediging of zelfs van erkenning van zijn zonde te spreken, valt hij bij het horen van de woorden van Petrus neer en sterft. We zien hier dat de zonde in de gemeente een nieuwe aanleiding is voor de openbaring van de kracht van God.

Direct nadat Ananias dood is neergevallen, staan “de jongemannen” op. Zij behandelen het lichaam zorgvuldig en wikkelen het in doeken, waarna zij Ananias naar buiten dragen en hem begraven. Dat het jongemannen zijn, wijst op het frisse en krachtige begin van de gemeente.

Hoewel we niets meer van Ananias en Saffira weten dan wat we hier over hen lezen, is er veel gezegd en geschreven over de vraag of zij behouden of verloren zijn. Voor de opvatting dat we hen zullen terugzien in de hemel, is wel wat te zeggen. Ze behoorden tot het gezelschap van de gemeente. Het lijkt er niet op dat er al naamchristenen waren. De Heer Zelf voegde dagelijks toe aan de gemeente (Hd 2:47) en niemand anders dan echte gelovigen durfden zich bij de gemeente te voegen (Hd 5:13). De zonde die Ananias en Saffira begingen, was een zonde tot de dood (1Jh 5:16-17; vgl. 1Ko 11:29-30). Aan de gemeente wordt niet alleen toegevoegd, er wordt ook uit weggedaan wat niet bij God hoort: de zonde.

Voor de opvatting dat we niet met ware gelovigen, maar met schijnchristenen te maken hebben, is ook wat te zeggen. Petrus spreekt tot Ananias in bewoordingen die weinig hoop geven dat er nieuw leven aanwezig was. Hun daad was een buitengewoon brutale daad. Het overleg dat ze voerden en dat hen tot hun daad bracht, laat niets zien van enig besef van Gods heiligheid. Petrus zegt dat de satan hun hart heeft vervuld, waardoor het moeilijk is om aan te nemen dat de Heilige Geest ruimte had in hun hart. Ananias krijgt geen gelegenheid tot het uitspreken van berouw over zijn daad omdat het geen zonde uit onwetendheid is, maar een daad van bewuste opstand tegen God.

Wij kunnen op de vraag of Ananias en Saffira nu wel of niet behouden zijn niet het laatste woord spreken. Dat laatste woord spreekt God. Wat voor ons belangrijk is, is dat Ananias een waarschuwend voorbeeld is dat Gods heiligheid niet miskend kan worden. Dat geldt nog steeds. Dat niet meer elke dergelijke huichelarij met de dood wordt gestraft, laat zien hoe weinig de Heilige Geest nog in de gemeente kan werken. De kracht van de Heilige Geest wordt zeer beperkt door het verwereldlijken van de gemeente.

We zien meerdere keren in de Schrift dat steeds wanneer God iets nieuws begint, de mens dat bederft en Gods heiligheid in oordeel naar voren komt. Het begint al bij Adam en Eva die zich door de satan laten misleiden en als gevolg daarvan door God uit het paradijs worden verdreven (Gn 3:6-7; 23). Zoals door God is voorzegd, is door hun daad de dood in de wereld gekomen (Gn 2:17; Rm 5:12). Ook het priesterschap is nog maar nauwelijks ingesteld of twee van de eerste priesters brengen vreemd vuur. God moet Zijn oordeel brengen over Nadab en Abihu (Lv 10:1-2). Als Israël net het beloofde land is binnengegaan, vergrijpt Achan zich aan wat door de ban gewijd was en moet hij sterven (Jz 7:1; 25).

Het bedrog van Saffira geoordeeld

Na ongeveer drie uur komt “zijn vrouw” binnen, de vrouw die hem tot hulp is gegeven, maar die hem in zijn kwade opzet heeft gesteund. Naarmate de tijd verstreek en hij niet terugkwam, is ze misschien ongerust geworden en ten slotte zelf maar eens gaan kijken. Al die tijd is er geen gerucht over wat er is gebeurd tot haar doorgedrongen. Saffira weet van niets. De satan houdt zijn slaven altijd in de duisternis.

Zonder dat we lezen dat Saffira Petrus een vraag heeft gesteld, lezen we toch dat Petrus haar antwoordt. Dat lijkt erop te wijzen dat zij een vraag heeft gesteld. Mogelijk dat zij heeft gevraagd waar haar man was. Ze zag hem niet bij het gezelschap. Het antwoord van Petrus bestaat uit een vraag, die hij laat voorafgaan door een bevelend “zeg mij”. Hij noemt haar het bedrag dat haar man heeft gebracht als opbrengst van de verkoop van het land en vraagt of dit inderdaad het bedrag is waarvoor het land is verkocht. Deze vraag is een rechtstreeks beroep op haar geweten.

Maar het lijkt er niet op dat haar geweten is gaan werken. De afwezigheid van haar man brengt haar niet tot nadenken en de rechtstreekse vraag van Petrus brengt haar niet tot inkeer. Zij krijgt de kans om eerlijk te belijden. Ze benut die kans echter niet, maar volhardt in de zonde van huichelarij. Ze zegt niet alleen “ja”, maar herhaalt het bedrag dat Petrus als verkoopbedrag heeft genoemd. Dan kan Petrus niet anders dan ook haar het oordeel aanzeggen.

Voordat zij dood neervalt, vertelt hij haar, en ons, de reden van het oordeel. Zij heeft samen met haar man het plan opgevat om de Geest van de Heer te verzoeken. Verzoeken is iets doen vanuit een geest van ongeloof met het doel om daaraan te toetsen of God wel waar is in Zijn woorden (Ex 17:2; Dt 6:16). Ik moet geloven wat God zegt omdat Hij het is Die het zegt.

Omdat Saffira haar man blijft steunen in zijn ontrouw, deelt zij in zijn lot van ontrouw. Er is wel een verschil met de dood van haar man. Ananias stierf direct na de vaststelling van de zonde, terwijl Saffira de kans kreeg om die te belijden. Het laat zien dat de man hoofdverantwoordelijk is.

Er is vrees zowel in als buiten de gemeente bij ieder die ervan hoort. Gods tegenwoordigheid is in feite een ernstige zaak, hoe groot de zegen ervan ook mag zijn. Hier wordt in dit boek voor het eerst het woord “gemeente” gebruikt.

Copyright information for DutKingComments