Acts 5:29

Getuigenis van Petrus en de apostelen

Het antwoord van Petrus en de andere apostelen is meer de aankondiging van een vast doel dan het geven van een getuigenis. Het is duidelijk dat de oversten tegenover God staan. Toch is er geen trots of eigen wil bij de apostelen. Het gaat om het gehoorzamen aan God. Ze beginnen hun antwoord met gehoorzamen (Hd 5:29) en daarmee eindigen ze hun antwoord ook (Hd 5:32).

De hogepriester en de zijnen zijn voor hen niet meer dan “mensen”. De apostelen wijzen de aanklacht van ongehoorzaamheid resoluut van de hand. Ze laten het niet meer aan het geweten van de leiders over om uit te maken wie ze meer moeten gehoorzamen, maar stellen algemeen dat “men”, dat is iedereen, God meer moet gehoorzamen dan mensen. Vandaar dat ze hebben gehandeld zoals ze hebben gedaan, niet meer en niet minder.

Vervolgens worden zij de aanklager. Ze nemen nog steeds hun plaats in te midden van Israël wanneer ze spreken over “de God van onze vaderen”. Op treffende wijze en compact, maar daardoor ook indringend, stellen ze de handelwijze van God ten aanzien van de Heer Jezus tegenover die van deze leidslieden. God heeft Hem opgewekt, terwijl zij Hem hebben omgebracht door Hem te hangen aan een hout. De kruisdood is de Romeinse vorm van terechtstelling, maar ze schrijven deze daad aan dit Joodse gezelschap toe. Ook spreken ze niet over ‘kruisigen’, maar over ‘hangen aan een hout’. Daardoor leggen ze er de nadruk op dat zij Christus als een door God vervloekte hebben bestempeld (Dt 21:23; Gl 3:13).

Maar Hem Die zij zo bestempelden en behandelden, is door God alle eer gegeven die Hem toekomt. Zij als valse leidslieden miskennen Hem als Leidsman, maar voor God is Hij de Overste Leidsman (Hd 3:15; Hb 2:10; Hb 12:2). Zij als vervloekers van het volk (Jh 7:49) verwerpen Hem als Verlosser, maar voor God is Hij de Heiland. God heeft Hem door Zijn rechterhand verhoogd in de hemel. Hij leeft en wel in heerlijkheid, waar al het welgevallen van God op Hem rust.

God heeft Hem verhoogd om aan Israël bekering en vergeving van zonden te geven. Er wordt daarmee nog een periode van genade toegevoegd aan de periode die is geweest en waarin Israël van die genade geen gebruik heeft gemaakt. Zowel bekering als vergeving wordt hier als gave van God gezien en die op dit moment nog steeds aan het volk wordt aangeboden. Allen uit het volk die tot geloof in de Heer Jezus zijn gekomen, hebben dat ook gekregen. Het volk als geheel, vertegenwoordigd in zijn leiders, heeft Hem opnieuw afgewezen.

Petrus en de apostelen vertellen geen dingen die ze hebben horen zeggen, maar ze hebben het zelf meegemaakt en beleefd. Van getuigen mag men niet anders verwachten dan dat ze de waarheid spreken (vgl. Jh 15:26-27). De apostelen zijn getuigen en de Heilige Geest is Getuige. Het is een tweevoudig getuigenis en niet alleen dat de Heilige Geest getuigt door de apostelen.

De aanwezigheid van de Heilige Geest op aarde is een getuigenis op zich (Jh 16:7-11). Deze Heilige Geest heeft God gegeven aan ieder die Hem gehoorzaamt. Hier wordt de gave van de Heilige Geest verbonden aan de verantwoordelijkheid van de mens. Gehoorzamen is niet het houden van de wet, maar de gehoorzaamheid van het geloof, dat is het gehoor geven aan het bevel van God om zich te bekeren en te geloven in de Heer Jezus (Hd 17:30; Hd 16:31). Wie het evangelie van zijn behoudenis gelooft, ontvangt de Heilige Geest (Ef 1:13).

Copyright information for DutKingComments