Acts 6:2

Gemopper in de gemeente

Met het toenemen van het aantal discipelen nemen ook de gevaren toe dat het zondige vlees, dat iedere gelovige in zich heeft, zich laat gelden. In het vorige hoofdstuk is het in twee van de discipelen op weloverwogen en daarom doortrapte wijze tot uiting gekomen. Het oordeel erover was ermee in overeenstemming. Nu openbaart het zondige vlees zich in een andere gedaante dan in het vorige hoofdstuk.

Het gaat niet om een doortrapte, weloverwogen zonde, maar er komt een geest van onvrede in de gemeente die zich uit in gemopper. Het is geen opstand, maar wel dodelijk als er niet op de juiste wijze op wordt gereageerd (1Ko 10:10). Net als bij Ananias en Saffira is geld de aanleiding. Bij hen ging het om het inleveren ervan, hier gaat het om het uitdelen ervan, misschien vooral in de vorm van goederen.

Het gemopper komt voort uit de verschillende levensomstandigheden van de discipelen. De Griekssprekende Joden menen dat hun weduwen niet gelijk worden behandeld met de Hebreeën bij de verdeling van de goederen die de gemeente kreeg van haar rijkere leden. We zien hier twee groepen met een verschillende achtergrond. De Griekssprekende Joden zijn Joden die uit de verstrooiing zijn gekomen. Zij spreken de Griekse taal en zijn vertrouwd met de Griekse cultuur wat mogelijk duidelijk in hun gedrag te zien is geweest. De Hebreeën zijn de Hebreeuws- of Arameessprekende Joden. Zij hebben hun oorsprong in Israël en zijn gevormd door de wet.

Het zijn twee groepen die beide hun gevaren hebben en elkaar moeten leren verdragen. De Griekssprekenden lopen gevaar een wereldse leefwijze in de gemeente in te voeren; de Hebreeën lopen gevaar wetticisme in de gemeente in te voeren.

De Prediker heeft dat gevaar al waargenomen en ervoor gewaarschuwd (Pr 7:15-18). Hij spreekt over de tegenstelling tussen de rechtvaardige die zich op zijn gerechtigheid beroemt – dat is iemand die zichzelf als norm neemt, van die norm wetten maakt en die aan anderen oplegt – en de wetteloze die zich op zijn vrijheid beroemt – zo iemand erkent geen enkele wet. De enige manier om te voorkomen in een van beide uitersten te vallen is God te vrezen.

De Godvrezende heeft eerbied voor Gods Woord en voegt er niets aan toe en doet er niets vanaf en ontkomt daardoor aan beide gevaren. De Heer Jezus heeft gewandeld op het smalle pad, “midden op de paden van het recht” (Sp 8:20), niet rechts en niet links ervan. Wij moeten ons altijd weer op Hem richten (Js 30:21). Als we dat niet doen, zal het de satan lukken om door ontevredenheid en jaloersheid onenigheid onder ons te brengen.

De satan benut de kleine verschillen die er in de gemeente zijn door die tegen elkaar uit te spelen. In dit geval gaat het om aardse goederen. Als we tevreden zijn met wat we hebben (Hb 13:5), zullen we niet afgunstig worden op wat anderen hebben of kunnen doen. Tevredenheid is onlosmakelijk verbonden aan Godvrezendheid (1Tm 6:6).

De apostelen, die hier “de twaalf” worden genoemd, onderkennen het probleem. Ze erkennen zelfs dat zij hebben bijgedragen aan het ontstaan ervan. Ze hebben taken op zich genomen, die niet direct hun taken zijn. Dat is vragen om problemen. Een bijkomend gevolg is ook dat ze hun eigenlijke taak niet meer ten volle kunnen uitoefenen.

Als er meer wordt gedaan dan is opgedragen, gebeurt er niets meer goed. De apostelen komen enerzijds niet toe aan hun oorspronkelijke opdracht om het Woord van God te prediken; anderzijds wordt de taak die ze erbij hebben genomen, het dienen van de tafels, niet goed uitgevoerd. Het dienen van de tafels ziet op het verdelen van geld en goederen onder de behoeftige gelovigen.

Het is ook voor ons een belangrijke aanwijzing ons te houden bij wat de Heer ons als taak heeft opgedragen. Als we er, hoe goed bedoeld ook, andere taken bij nemen waarvoor Hij ons geen opdracht heeft gegeven, gaat dat ten koste van de eigenlijke opdracht. Ook de opdracht die erbij is genomen, wordt niet bevredigend uitgevoerd.

Gelukkig zien de apostelen op tijd hun vergissing in. Ze voelen zelf aan dat het onbevredigend is. Ze horen de signalen van ontevredenheid in het gemopper, en handelen voordat er tumult uitbreekt. Daardoor kunnen ze het gevaar beperken en wegnemen. Zij willen terug naar hun oorspronkelijke taak. Het sociale aspect van de gemeente, dat er ook is en belangrijk is, moet worden overgedragen.

Copyright information for DutKingComments