Acts 6:8-12

Het optreden van Stéfanus

Na de vermelding van Stéfanus als een van de zeven diakenen (Hd 6:5) horen we nu meer over hem. Zoals hierboven is opgemerkt, betekent Stéfanus, dat is afgeleid van stefanos, ‘kroon’. Met deze naam wordt de kroon van een overwinnaar bedoeld. Er is nog een woord voor kroon, diadèma, dat is diadeem of koninklijke kroon. De diadèma kan iemand erven, de stefanos moet worden verdiend.

We zien dat het werk van Stéfanus niet beperkt is gebleven tot “de dagelijkse bediening” (Hd 6:1). Hij doet “wonderen en grote tekenen onder het volk”. Dat doet hij “vol genade en kracht”. In hem wordt de genadige kracht van God openbaar. Hij toont de krachtige werkzaamheid van de genade door wonderen te verrichten die een weldaad zijn voor het volk. De wonderen die hij doet, zijn grote tekenen omdat ze allemaal verwijzen naar de Heer Jezus in de hemel.

In Stéfanus zien we de vrije werking van de Geest (1Ko 12:11). Er is niemand van de apostelen die hem opdracht voor zijn werk heeft gegeven. Er is ook geen sprake van de gemeente die hem zou hebben aangesteld tot het doen van dit werk. Wie een gave heeft, moet niet alleen vrij zijn die te gebruiken, maar is daartoe zelfs verplicht tegenover de Heer én tegenover de gemeente.

Stéfanus is een man “vol van [de] Geest en van wijsheid” (Hd 6:3), “vol van geloof” (Hd 6:5) en “vol van genade en kracht” (Hd 6:8). ‘Vol zijn van’ betekent, ingeval dit van mensen wordt gezegd, ‘gecontroleerd worden door’. De Heer Jezus is de Enige van Wie gezegd kan worden dat Hij “vol van genade en waarheid” is (Jh 1:14).

In het doen van wonderen en tekenen doet Stéfanus iets wat we tot nu toe alleen bij de apostelen hebben gezien. Zijn wonderen worden echter niet beschreven, want onze aandacht moet niet uitgaan naar zijn wonderen, maar al onze aandacht moet uitgaan naar zijn prediking.

Zijn optreden in de volheid van geloof, genade en kracht roept weerstand op. De tegenstand komt dit keer uit de synagoge. Verschillende groepen komen op hem af en redetwisten met hem. Stéfanus is niet bang voor hen. Hij staat daar als eenzame getuige van de waarheid tegenover een meerderheid van tegenstanders van de waarheid.

Hoe ze ook proberen hem klein te krijgen, het lukt hun niet. Stéfanus wordt krachtig bijgestaan door de Heilige Geest. Naar de belofte van de Heer Jezus legt hij een wijsheid en een geest aan de dag die zijn tegenstanders verstomd doen staan (Lk 21:15; Lk 12:12). Voor ons geldt dat wij altijd bereid moeten zijn tot het afleggen van verantwoording van de hoop die in ons is (1Pt 3:15).

Gevangenneming van Stéfanus

Het is voor de tegenstanders van Stéfanus onverteerbaar dat zij hem niet met woorden kunnen overmeesteren. Daarom nemen ze hun toevlucht tot valse beschuldigingen. Die uiten ze ook nog niet zelf, maar daarvoor stoken ze mannen op die ze laten beweren dat zij Stéfanus lasterlijke woorden hebben horen spreken tegen Mozes en God.

Opmerkelijk genoeg plaatsen zij Mozes vóór God. In hun traditionalisme en formalisme is hun opvatting over de wet van Mozes het filter waardoor zij God beoordelen en daarmee hoe mensen over God spreken. Als mensen dingen zeggen die niet overeenstemmen met hun visie op Mozes, zijn ze verwerpelijk, hoezeer ze ook Gods gedachten weergeven.

Ze behandelen Stéfanus zoals ze ook de Heer Jezus hebben behandeld. Het volk dat de apostelen eerst hoog achtte, komt hier, onder invloed van lasterpraat, tegen Stéfanus in opstand. Zo wispelturig is de volksgunst. In de oudsten en de schriftgeleerden vinden deze lasteraars een dankbare aanhang.

Het hele gezelschap gaat op Stéfanus af. Ze grijpen hem en brengen hem voor de Raad. Die weet, zo menen ze, wel raad met hem. Ze brengen valse, misdadige getuigen naar voren (Ps 35:11). Zij beschuldigen hem van lastering omdat hij tegen de tempel en de wet zou hebben gesproken.

Stéfanus heeft net als de Heer de waarheid tot hun geweten gesproken. Omdat zij niet voor de waarheid willen buigen, verbuigen ze de waarheid en buigen die om tot leugen. Ze willen hun eigen waarheid over de tempel en de wet vasthouden, want die verleent hun aanzien onder de mensen. Daarom moet hij beschuldigd worden van spreken tegen de tempel en de wet.

Hun aanklacht wijst erop dat Stéfanus hun de consequenties van hun ongeloof heeft voorgehouden. Hij heeft in zijn prediking verwezen naar de Heer Jezus als Degene Die heeft voorzegd dat de tempel zal worden verwoest (Lk 21:6; 20). Hij zal hebben gewezen op de inhoudsloosheid van de tempeldienst vanwege de verwerping van Christus. Ook zal hij erop hebben gewezen dat de wet niet voldoet als middel om daardoor gerechtvaardigd te worden. Maar ze hebben niet willen luisteren. Met onverholen minachting spreken ze over “deze Jezus de Nazoreeër”.

Na deze aanklachten zien ze het gezicht van Stéfanus niet als het gezicht van een demon, maar als dat van een engel. Ze zien in de glans van zijn gezicht de weerspiegeling van de heerlijkheid van de hemel. Misschien hebben sommigen wel gedacht aan het aangezicht van Mozes dat straalde (Ex 34:30). Het is alsof God zegt: ‘Deze man is niet tegen Mozes, maar hij is zoals Mozes, een trouwe dienaar van Mij.’

In het volgende hoofdstuk horen we de indrukwekkende rede van Stéfanus. Daar zien we dat de rollen worden omgedraaid. Daar is niet de Raad het gerechtshof waarvoor Stéfanus is gedaagd, maar is Stéfanus het gerechtshof waarvoor de Raad is gedaagd.

Copyright information for DutKingComments