Acts 7:25

Mozes bezoekt zijn broeders en vlucht

De eerste periode van het leven van Mozes aan het hof van de farao duurde veertig jaar. Maar alle pracht en praal van het hof van de farao konden niet voorkomen dat zijn hart bij zijn broeders in de verdrukking was. Op zekere dag zocht hij hen op. Zijn liefde voor zijn volk brandde in alle hevigheid. Hij kwam niet om te vertellen wat ze allemaal verkeerd hadden gedaan, maar om hun ‘dwangarbeid’ te bezien (Ex 2:11). De Heer Jezus kwam ook niet om te oordelen, maar om te behouden (Jh 3:17).

Toen Mozes een van zijn broeders onrecht zag lijden, nam hij het voor hem op. Hij nam hem in bescherming en nam tevens wraak voor hem die werd afgebeuld door de Egyptenaar neer te slaan. Hij was toen nog aan het hof van de farao. Door zo duidelijk voor het volk op te komen meende hij dat zijn broeders in hem wel hun bevrijder zouden zien door wiens hand God hun behoudenis of uitredding zou geven. Maar die gedachte kwam niet bij hen op. Integendeel. Toen hij zich de volgende dag weer aan zijn broeders liet zien, bleek dat zij helemaal niet van zijn inmenging gediend waren.

Opnieuw constateerde Mozes dat er onrecht werd gedaan. Het betrof dit keer echter niet een Egyptenaar die een Israëliet onrecht aandeed, maar twee Israëlieten die elkaar onrecht aandeden. Toen hij hen tot vrede trachtte te verzoenen met de vraag waarom zij elkaar onrecht aandeden, keerde hij die zijn naaste onrecht aandeed, zich tegen hem. Mozes kreeg het verwijt voor zijn voeten geworpen dat hij zich niet moest aanmatigen “overste en rechter” te zijn.

Hier zien we dat vanaf zijn eerste optreden ten gunste van zijn volk zijn gezag werd verworpen, net zoals dat bij Jozef het geval was. Het verging Mozes zoals het eerder Jozef was vergaan, toen die onderzoek deed naar de welstand van zijn broers: hij werd verworpen door de zijnen (Gn 37:14; 18). Evenals Jozef is Mozes in dit opzicht een type van Christus, Die evenmin werd aangenomen door de Zijnen (Jh 1:11). Christus werd door Zijn volksgenoten gehaat, verworpen, verloochend en zelfs gedood. Het was profetisch dan ook de smaad van Christus die Mozes op zich nam toen hij omzag naar zijn broeders en hun lot wilde delen (Hb 11:26).

De verwerping van Mozes kwam duidelijk tot uitdrukking in de woorden van de Israëliet die zijn naaste onrecht aandeed: “Wie heeft u tot overste en rechter over ons aangesteld?” (Ex 2:14). De man voegde er nog aan toe dat hij in hem geen bevrijder, maar een bedreiging van zijn leven zag. Dit laat zien hoezeer het volk liever in slavernij bleef dan een bevrijder te erkennen. Het volk wilde geen overste en rechter accepteren. De beschuldiging dat Mozes zich daartoe opwierp, wordt twee keer geciteerd door Stéfanus (Hd 7:27; 35), waardoor hij de ernst ervan accentueert. Toen zo duidelijk was geworden dat zijn volk hem niet wilde, vluchtte Mozes.

Wat Stéfanus in navolging van de geschiedenis in Exodus als een vlucht voorstelt, wordt in Hebreeën 11 als een daad van geloof voorgesteld (Hb 11:27). Zo is de Heer Jezus enerzijds verworpen door Zijn volk, terwijl Hij anderzijds is weggegaan, terug naar de hemel, om daar op de tijd te wachten dat Zijn volk Hem wél zal aannemen als hun Verlosser.

In de tijd dat Mozes in Midian was, kreeg hij een heidense vrouw als bruid en twee zonen (Ex 2:21-22; Ex 18:3-4). Dat is te vergelijken met de Heer Jezus Die in deze tijd de gemeente als bruid krijgt. In de namen die Mozes zijn zonen gaf, blijkt dat hij ook in het vreemde land zijn volk niet was vergeten, zoals de Heer Jezus nu Hij in de hemel is, ook Zijn aardse volk niet vergeet.

Copyright information for DutKingComments