Acts 8:14-17

Petrus en Johannes in Samaria

De apostelen in Jeruzalem horen dat Samaria het Woord van God heeft aangenomen. Dat maakt hen niet jaloers, maar ze sturen Petrus en Johannes erop uit om contact op te nemen met Samaria. Daar aangekomen maken ze de gelovigen in Samaria geen verwijt dat ze geen contact hebben opgenomen met hen of de gemeente in Jeruzalem, maar ze erkennen dat God hier aan het werk is. Daarom zal Petrus voor de tweede keer de sleutels gebruiken om het koninkrijk der hemelen te openen (Mt 16:19), dit keer voor de Samaritanen. Het koninkrijk der hemelen is niet het hemelrijk, maar een rijk dat wordt geregeerd door een Koning Die regeert naar hemelse beginselen. In Handelingen 2 heeft Petrus het rijk geopend voor de Joden. Later zal hij de sleutels ook nog gebruiken voor de heidenen (Hd 10:48).

Door de erkenning van dit werk van God in Samaria wordt tevens de praktische verbinding tussen Samaria en Jeruzalem erkend. Plaatselijke gemeenten staan niet los van elkaar, maar horen bij elkaar, overigens zonder dat daar officieel melding van werd gedaan aan andere gemeenten of dat dit bijschrijving op een lijst van ‘erkende gemeenten’ inhield. Hier is geen vijandschap of concurrentiestrijd meer (Jh 4:9). Petrus en Johannes dalen af van Jeruzalem, wat ook meer is dan alleen een geografische aanduiding. De geestelijke toepassing lijkt geoorloofd dat de apostelen niet vanuit een verheven positie hun goedkeuring geven, maar zich bij hen voegen.

Ze tonen hun afhankelijkheid van God door in gebed te gaan om Hem te vragen of Hij de Heilige Geest aan de tot geloof gekomen Samaritanen wil geven. De Heilige Geest was nog niet op hen gekomen omdat het een gezelschap betrof dat in zekere zin verbonden was aan het Jodendom. Zij moesten eerst volledig door de bekeerde Joden worden erkend, om op die manier de eenheid te bewaren. Aan het ontvangen van de Heilige Geest gaan hier daarom de doop en de handoplegging door de apostelen vooraf.

Bij de bekeerde Joden is er geen sprake van handoplegging. Wel worden ook zij eerst gedoopt en ontvangen pas daarna de Heilige Geest (Hd 2:38). Bij de bekering van de heidenen zien we dat op grond van geloof eerst de Heilige Geest wordt ontvangen en dat er vervolgens wordt gedoopt (Hd 10:44; Ef 1:13). Dit is sindsdien de volgorde.

In Samaria wordt door handoplegging van de apostelen Petrus en Johannes de verbinding tussen de gelovigen in Jeruzalem en Samaria bezegeld en ontvangen de gelovig geworden Samaritanen de Heilige Geest. Dit voorkomt de gedachte aan twee los van elkaar staande gemeenten, een Joodse en een Samaritaanse. Door het opleggen van de handen is er eenmaking en aanvaarding. Dat was des te noodzakelijker omdat er tussen Joden en Samaritanen geen verbinding was, maar wederzijdse haat. Er wordt niets vermeld over uiterlijk waarneembare begeleidende verschijnselen, zoals bij de uitstorting van de Heilige Geest op de Pinksterdag (Hd 2:1-4).

Copyright information for DutKingComments