Acts 8:6

Prediking van Filippus in Samaria

We hebben Filippus eerder ontmoet als “een van de zeven” diakenen (Hd 6:5). Hij heeft zijn taak als diaken trouw verricht en daardoor veel vrijmoedigheid in het geloof verworven (1Tm 3:13). Daardoor is hij nu als evangelist werkzaam geworden (Hd 21:8). Hij predikt in Samaria.

De inwoners van Samaria, de Samaritanen, zijn een vermenging van Joden en heidenen die in Israël wonen sinds de wegvoering van de tien stammen door de Assyriërs (2Kn 17:24-41). Zij waren eerst afgodendienaars, maar ze begonnen ook Jahweh te vereren, waarbij ze zich alleen aan de vijf boeken van Mozes hielden. Vanwege die vermenging werden ze door de echte Joden veracht. Als plaats van aanbidding hadden zij de berg Gerizim in tegenstelling tot de Joden, die Jeruzalem als plaats van aanbidding hadden (Jh 4:20). Door de prediking van Christus komt er ook voor hen de nieuwe aanbidding, los van Jeruzalem en de berg Gerizim (Jh 4:21-24).

Filippus predikt niet een leer, maar een Persoon, Christus. Verderop in dit hoofdstuk lezen we dat hij aan de kamerling “Jezus” predikt omdat hij aansluit bij wat de kamerling leest. Deze leest Jesaja 53 en daarin wordt de Heer Jezus in Zijn vernedering voorgesteld (Hd 8:35). Door in Samaria “Christus” te prediken sluit Filippus aan bij de opstanding en verheerlijking van de Heer (Hd 2:36).

De prediking van Filippus heeft groot resultaat. Een van de oorzaken daarvan is dat de Heer Zelf al in Samaria had gewerkt en dat velen Hem daar al kenden, die op hun beurt ook weer getuigen waren geworden (Jh 4:39). Er was al gezaaid en er kan nu worden geoogst (Jh 4:35-38). Het zaad van de prediking valt in toebereide aarde. Ook is er geloof in de komst van de Messias (Jh 4:25). Filippus kan Hem prediken als al gekomen.

Door zijn prediking komt er eenheid onder de menigten. Gehoorzaam acht geven op Gods Woord bewerkt eendracht. Naast het horen van de prediking, wat als eerste wordt genoemd, zien ze ook de tekenen die hij doet. Overigens zien we in Handelingen dat tekenen en wonderen behalve door de apostelen alleen nog door Stéfanus (Hd 6:8) en Filippus (Hd 8:6) worden gedaan. De tekenen die Filippus doet, bestaan uit het op wonderbare wijze bevrijden van mensen uit geestelijke en lichamelijke gevangenschap.

Het worden geen wonderen genoemd, maar tekenen, omdat al deze genezingen verwijzen naar de verheerlijkte Heer Die daardoor het gepredikte Woord onderstreept en bevestigt (Mk 16:20). De Christus Die Filippus predikt, bewijst Zijn bevrijdende en herstellende macht in deze wonderen. Al deze wonderen betekenen dat de macht om te bevrijden en te herstellen bij Hem ligt. Ze zijn een voorproefje van de krachten van de toekomstige eeuw (Hb 6:5). Dat de onreine geesten luidkeels schreeuwend uitgaan, wijst erop dat zij met grote tegenzin hun slachtoffers verlaten, maar dat ze het door de hogere macht van de Heer Jezus wel moeten.

De bevrijding uit de macht van de zonde door het werk van Christus, samen met een weldadige bevrijding van de gevolgen van de zonde, bewerkt grote blijdschap. De uitwerking van de prediking van Filippus bij de kamerling is ook blijdschap (Hd 8:39). Blijdschap is onlosmakelijk verbonden aan het evangelie. De engel die de geboorte van de Heer Jezus aankondigt, spreekt naar aanleiding daarvan over “grote blijdschap, die voor het hele volk zal zijn” (Lk 2:10). Overal waar de Heer Jezus wordt ontvangen, wordt droefheid over de zonden gevolgd door blijdschap over de vergeving ervan (1Th 1:6). Blijdschap hoort bij het koninkrijk van God (Rm 14:17) en is een onderdeel van de vrucht van de Geest (Gl 5:22).

Copyright information for DutKingComments